Biologische bestrijding van champignonmuggen met aaltjes
Aaltjes versus champignonmug
Op heden heeft de Belgische champignonteler slechts één biologische bestrijdingsmiddel tegen champignonmuggen voor handen, namelijk aaltjes (Steinernema feltiae). Het gebruik van aaltjes kadert in de strategie van de geïntegreerde plaagbestrijding. Het succes van aaltjes wordt door de telers soms als efficiënt en soms als eerder middelmatig ervaren.
Uit onderzoek bij Inagro blijkt dat de gemiddelde effectiviteit tussen de 50% en 70% ligt. Belangrijk om weten is dat je deze effectiviteit positief kunt beïnvloeden dankzij kennis van de infectiecyclus van de champignonmug in combinatie met een juiste en goed toegepaste techniek. Hierbij geven we graag de aandachtspunten om rekening mee te houden bij de toepassing van aaltjes in de champignonteelt.
Werking van de aaltjes
De aaltjes gebruikt voor de bestrijding van champignonmuggen zijn entomofage (insectenetende) aaltjes die behoren tot de soort ‘Steinernema feltiae’. De fabrikant heeft aan die aaltjes bacteriën toegevoegd die in symbiose leven in het lichaam van de aaltjes. Het zijn deze bacteriën die uiteindelijk dodelijk zijn voor de larve van de champignonmug.
De aaltjes worden toegediend aan de dekaarde. In de dekaarde heeft de champignonmug reeds haar eitjes afgelegd en na enkele dagen bevinden zich larven van champignonmuggen in deze dekaarde. De aaltjes gaan actief op zoek naar deze larven. Wanneer een aaltje binnendringt in een lichaamsopening van een larve van een champignonmug komen ook de bacteriën vrij die in symbiose in het aaltje leven, waarna de larve afsterft.
Wat is het geschikte toedieningsmoment?
De beste werking hebben de aaltjes tijdens het tweede en derde larvale stadium van de champignonmug. Op dat moment zijn de lichaamsopeningen van de champignonmug groot genoeg om de aaltjes makkelijk te laten penetreren. De aaltjes bijten immers zelf geen openingen doorheen de huid van de larve. Het tweede en derde larvale stadium vindt plaats tussen dag 6 en dag 18 na de infectie, meestal op het moment van afdekken.
De aaltjes moeten echter gedoseerd worden met water. Laatste watergift in traditionele teelt vindt plaats ongeveer 5 dagen na afdekken. Toediening op dit moment zorgt er dus voor dat je verse aaltjes toedient die vanaf dan op zoek kunnen gaan naar larven die zonet (vanaf dag 4 na infectie) in het larvale stadium gekomen zijn. Toediening van aaltjes bij de laatste watergift (dag 5 na afdekken) lijkt dus een uiterst geschikt moment!
De voorgeschreven dosis bedraagt 2 miljoen aaltjes/m² teeltoppervlakte.
1. Aaltjes correct bewaren na ontvangst
Zowel de producent, de leverancier en de champignonteler moeten de aaltjes bewaren op een temperatuur van 3 tot 6°C. Leveringen gebeuren binnen 1 tot 2 dagen na bestelling in een geïsoleerde verpakking. Dit gebeurt best met ‘koelpacks’ in de verpakking of via gekoeld transport zodat de koude keten tussen verzending en ontvangst niet wordt onderbroken.
Nadat je de levering ontvangen hebt, zet je de geleverde thermobox in zijn geheel, maar zonder deksel in de koelcel, ofwel kan je de individuele verpakkingen met aaltjes uithalen en bewaren in een koelkast. Cruciaal is dat je de thermobox onmiddellijk opent na ontvangst en geopend laat tijdens de bewaring. Op die manier wordt de eventueel gevormde warmte afgevoerd en laat je ook zuurstof toe die de aaltjes nodig hebben om te overleven. Bij een koelkasttemperatuur van 3 à 6°C zijn verse aaltjes gemiddeld zes tot acht weken houdbaar. Hou zeker ook de houdbaarheidsdatum goed in het oog.
2. Aaltjesoplossing bereiden
Belangrijk om te weten, wanneer je een verpakking opent, je die meteen volledig moet gebruiken. Er is immers geen garantie dat de aaltjes homogeen verdeeld zijn in de eindverpakking en mogelijks kunnen aaltjes niet lang overleven in een geopende verpakking. Daarom is het sterk afgeraden om een geopende verpakking te bewaren voor verder gebruik.
Voor een goede verdeling en activering van de aangeleverde aaltjespreparaten, los je deze best op in handwarm water van 15 à 20 °C.
Eénmaal de inhoud van de verpakking in de juiste hoeveelheid water is opgelost, dien je deze goed om te roeren om de aaltjes gelijkmatig in de stockoplossing te verdelen.
3. Aaltjesoplossing doseren
Zodra je de spuitoplossing klaargemaakt hebt, pas je ze best onmiddellijk toe. Laat de suspensie zeker geen uur staan, want anders zullen heel wat aaltjes verdronken zijn en is de effectiviteitsverwachtingen niet ingelost. Om de aaltjes intact te houden moet de werkdruk van de pomp lager zijn dan 20 bar. Alle openingen waardoor de aaltjes dienen te passeren (sproeidop, filters tussen sproeivat en sproeidop) zijn best minimum 0,8 mm wijd. De spuitdruk hou je best onder de 5 bar om de aaltjes niet te beschadigen. Ook tijdens het toepassen zelf wordt aangeraden om regelmatig in de restvloeistof te roeren. Zo blijft de effectiviteit positief. Hoe beter en frequenter je dus omroert, hoe beter de verdeling over de bedden.
4. Eerste controle na dosering
Om de verdeling van de aaltjes te controleren kan je voor de toepassing plastiek petrischaaltjes plaatsen op de dekaarde en dit op meerdere plaatsen op de bedden. Na de toepassing vergelijk je het volume en het aantal aaltjes met elkaar. Aaltjes kunnen zich slechts een 10-tal centimeter per dag verplaatsen. Het is dus belangrijk dat elk stukje oppervlak met ongeveer eenzelfde hoeveelheid aaltjesoplossing besproeid is!
Een vergelijking van de hoeveelheid vloeistof geeft dan ook aan hoe goed (homogeen) de verdeling over de bedden is. Als je 1 liter water/m² bedoppervlakte toediende, dan zal je 6 tot 7 ml water opgevangen hebben in de petriplaat van 9 cm diameter. In die hoeveelheid suspensie zullen bij een toepassing van 2 miljoen aaltjes/m² ruim 10.000 aaltjes (ontelbaar) zitten. Je kan met een vergrootglas of microscoop kijken naar de aaltjes in de opgevangen vloeistof en naar hun levenskracht. Actieve en vitale aaltjes kronkelen continu wanneer ze bij kamertemperatuur of onder de lamp van een microscoop bewegen.
5. Tweede controle na dosering
De vitaliteit van aaltjes kan je controleren door een hoeveelheid dekaarde, die behandeld is met aaltjes, in contact te brengen met levende meelwormen. Meelwormen worden immers binnen een tijdsspanne van enkele dagen gedood wanneer deze in contact komen met infectueuze aaltjes. Praktisch: breng een kluitje dekaarde (ongeveer 50 ml) in een potje en voeg 10 levende meelwormen toe. Na 4-5 dagen controleer je hoeveel levende meelwormen nog aanwezig zijn.
De hoeveelheid dode meelwormen geeft je informatie over de afdodingscapaciteit van de aaltjes. Heb je nog te veel levende meelwormen:
- Dan heb je ofwel een kluitje waarin te weinig aaltjes aanwezig waren wegens een slechte verdeling van de oplossing over de teeltbedden
- Ofwel zijn de aaltjes dood
- Ofwel werken de aaltjes niet
Meer info?
Wat kan Inagro voor mij doen?
-
Ik ben lid van de BETAALDE VOORLICHTING champignonteelt
Als lid van de betaalde voorlichting champignonteelt krijg je deze controle en extra advies gratis. Contacteer hiervoor je adviseur.
-
Ik ben GEEN LID van de betaalde voorlichting champignonteelt
Ben je een professionele Belgische champignonteler en nog geen lid van de betaalde voorlichting champignonteelt van Inagro, bekijk dan de voorwaarden voor lidmaatschap en de bijhorende service die wij vanuit Inagro voor jou kunnen aanbieden.