Hoe kan ik mijn rundveehouderij klimaatduurzamer maken?
De Vlaamse rundveesector heeft door zijn methaan- en ammoniakuitstoot een relatief grote impact op het milieu. In de pens vormen runderen methaan tijdens de fermentatie van hun voeder. Daarnaast wordt ammoniak gevormd zodra de urine en mest van het rund in contact komen met elkaar. Er bestaan echter verschillende maatregelen die je als rundveehouder kan toepassen om de methaanuitstoot (A) en ammoniakuitstoot (B) te verminderen.
A. Wat kan ik als rundveehouder doen om de methaanemissies te verminderen?
Op 29 maart 2019 hebben zestien partners het convenant “Enterische emissies rundvee” ondertekend, dit zijn:
- Onderzoeksinstellingen,
- Veevoederfabrikanten,
- De overheid en
- Landbouworganisaties.
Met dit convenant wordt gewerkt aan de prognose van het Vlaams Klimaatbeleidsplan 2021-2030 om de enterische emissies (methaanuitstoot via de penswerking) te verminderen met 19% ten opzichte van 2005. De doelstelling van het convenant ‘Enterische emissies rundvee’ is om haalbare maatregelen in de sector uit te rollen om de enterische emissies te reduceren. De focus van het convenant ligt enkel op de enterische emissies. Uitstoot door bijvoorbeeld mestopslag of –aanwending worden in dit kader niet in rekening gebracht.
Enterische emissies zijn de methaanemissies die voornamelijk ontstaan tijdens de fermentatie in de pens van herkauwers zoals runderen. Methaan is, net als CO2, een broeikasgas, wat betekent dat het in de atmosfeer warmte vasthoudt en zo bijdraagt aan de opwarming van de aarde.
Methaanemissies vormen een belangrijk deel van de totale broeikasgasuitstoot van de landbouw en bepalen dus mee de klimaatimpact van de vlees- en melkveehouderij. Om de methaanemissies te reduceren kan je als rundveehouder maatregelen nemen binnen drie categorieën:
- Voedermanagement,
- Dier- en veestapelmanagement en
- Genetica.
1. Methaanuitstoot verminderen via voedermanagement
Dankzij de microbiële fermentatie in de pens kunnen herkauwers vezelrijke voeders, zoals gras, omzetten in hoogwaardige eiwitten, waaronder vlees en melk. Tijdens de fermentatie in de pens worden koolhydraten en ruwe celstof omgevormd tot vluchtige vetzuren, een belangrijke energiebron voor het dier.
Ook waterstofgas (H2) komt hierbij vrij, maar dit wordt weggewerkt door methanogene bacteriën om een optimale fermentatie in de pens te behouden. De methanogenen binden H2 met CO2 en vormen zo CH4 (methaangas) en H2O. Het methaangas, een broeikasgas, wordt door het dier uitgeademd en komt ook vrij bij oprispingen. In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, is het volume methaan die het lichaam verlaat langs de achterzijde van het dier zeer beperkt. Slechts 10% van de totale enterische emissies wordt gevormd in de dikke darm, terwijl dit 90% is ter hoogte van de pens.
Gelukkig zorgen niet alle vluchtige vetzuren die ontstaan tijdens de fermentatie voor methaanproductie. Bij de vorming van azijnzuur (bij afbraak van graslandproducten) en boterzuur wordt H2 geproduceerd, terwijl bij de vorming van propionzuur (bij afbraak van granen) H2 net wordt opgenomen. Dit betekent dat de vorming van azijnzuur en boterzuur in de pens bijdraagt aan de methaanemissies en de vorming van propionzuur de methaanvorming net afremt.
De methaanuitstoot kan verminderd worden door de microbiële fermentatie te sturen, enerzijds via aanpassen van het rantsoen en anderzijds via voederadditieven.
Aanpassen van het rantsoen van de runderen
- Rantsoenen met minder of beter afbreekbare vezels en meer zetmeel leiden tot minder azijnzuur en meer propionzuur, waardoor de methaanproductie lager wordt.
- Het verhogen van het gehalte onverzadigde vetzuren resulteert in een lagere methaanemissie door remming van de methanogenen. Dit kan slechts in beperkte mate toegevoegd worden in het rantsoen, aangezien teveel onverzadigde vetzuren de penswerking sterk kan remmen. Een voorbeeld van deze maatregel is het gebruik van geëxtrudeerd lijnzaad.
Gebruik van additieven of voedingssupplementen
Gekende voorbeelden van additieven die de methaanuitstoot kunnen verminderen door beïnvloeding van de penswerking zijn 3-NOP (3-nitrooxypropanol) en nitraten. Onderzoek wordt ook uitgevoerd naar het effect van plantenextracten (bv. essentiële oliën), secundaire plantmetabolieten (bv. saponinen), organische zuren en probiotica.
Bron: brochure “Succesvolle opfok van jongvee op het melkveebedrijf” (editie 2017) van Agentschap Landbouw en Zeevisserij.
2. Methaanuitstoot verminderen via efficiënter dier- en veestapelmanagement
Een optimale jongvee-opfok zorgt voor een vroege leeftijd van eerste kalving. Dit verkleint de uitstoot doordat minder (niet-lacterend) jongvee aanwezig is.
Daarnaast kan een verbeterde gezondheid van de melkkoeien in langleefbare koeien leiden tot een lager vervangingspercentage en dus lagere CH4-emissies.
Bron: Demonstratieproject “Doelgericht verlengen levensduur melkvee : goed voor boer en klimaat”.
3. Inzetten op genetica en selectie
Als veehouder kan je ook systematisch koeien selecteren met verbeterde voederefficiëntie en/of lagere CH4-emissies om de methaanuitstoot te beperken. Hierbij wordt dus ingezet op de genetica van de veestapel.
Daarnaast zorgt het gebruik van gesekst sperma ervoor dat er (bijna) geen stierkalveren geboren worden en de jongveestapel (en methaanuitstoot) bijgevolg gereduceerd kan worden.
Als laatste kan het gebruik van dubbeldoelrassen de emissies reduceren doordat ze een lagere methaanuitstoot hebben dan hoogproductief melkvee.
(Bron afbeelding: Flying H Genetics)
Maatregelen 'Convenant Enterische Emissies Rundvee'
Deze lijst wordt up-to-date gehouden telkens er nieuwe maatregelen worden goedgekeurd.
B. Wat kan ik als rundveehouder doen om de ammoniakemissies te verminderen?
Ammoniak heeft een schadelijk effect op de lucht, de bodem en het water. De Vlaamse Overheid wil de hoeveelheid die vrijkomt in de lucht dan ook terugdringen. Het invoeren van de Programmatische Aanpak Stikstof (kortweg PAS) heeft ervoor gezorgd dat sommige runveebedrijven genoodzaakt zijn om reductietechnieken toe te passen met als doel de ammoniakuitstoot die leidt tot depositie (neerslaan) op beschermingszones te reduceren.
Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning wordt nagegaan welke impact het bedrijf heeft op de beschermingszones en of maatregelen noodzakelijk zijn in nieuwe of bestaande stallen. De maatregelen die kunnen toegepast worden, zijn opgenomen in een PAS-lijst en omvatten zowel management-, voeder- als stalsystemen.
In rundveestallen ontstaat ammoniak wanneer de mest en urine van runderen in contact komen met elkaar. Ureum in de urine wordt afgebroken via het enzym urease die in de mest aanwezig is, waardoor ammoniakzouten gevormd worden. Die ammoniakzouten worden in het basisch milieu van de mest (pH>7) omgezet naar gasvormig ammoniak. Via natuurlijke of mechanische ventilatie wordt de ammoniak in de omgeving verder verspreid.
In rundveestallen is het aandeel ammoniakemissies afkomstig van de stalvloer groter dan de emissies afkomstig van de mestkelder (60% ten opzichte van 40%), waardoor heel wat ammoniakreducerende maatregelen inzetten op een aangepaste stalvloer. Daarnaast zijn er ook nog andere stalsystemen en management- en voedersystemen die de ammoniakemissies in een rundveestal kunnen verminderen.
-
1. Voeding
Een lagere concentratie van ureum in de urine leidt rechtstreeks tot een vermindering van ammoniakvorming.
Dit kan je als melkveehouder bereiken door voedingsmaatregelen toe te passen die zorgen voor een betere stikstofefficiëntie in de pens zoals bv. verlagen van de Onbestendige Eiwitbalans (OEB) en/of het Ruw Eiwitgehalte (RE).Het melkureumgehalte kan een beeld geven van de stikstofefficiëntie van het rantsoen en dus ook van de ammoniakemissies. Uit onderzoek blijkt dat het verlagen van het melkureumgehalte van 23 naar 19 mg/100 ml zorgt voor 10% minder ammoniakuitstoot.
Het verlagen van de pH van de urine kan op zijn beurt zorgen dat de ureaseactiviteit vermindert en dus ook minder ammoniak gevormd wordt. In de varkenssector werden reeds goeie resultaten behaald via het gebruik van benzoëzuur in het voeder, maar in de rundveesector moet nog verder onderzoek uitgevoerd worden welke voedermaatregelen succesvol zijn om de pH van de urine te verlagen.
-
2. Management
Weidegang verlaagt ook de ammoniakuitstoot. Op de weide is er namelijk minder kans dat mest en urine in contact komen met elkaar. Runderen vaker en/of langer op de weide houden, zorgt dus voor minder ammoniakemissie.
Hoe beter de langleefbaarheid, hoe lager het vervangingspercentage en hoe minder jongvee-eenheden nodig zijn op een bedrijf. Dit leidt ook tot reductie van de ammoniakemissie op het bedrijf.
Ook de ventilatie en de temperatuur hebben een invloed op ammoniakemissies. Een verhoogde ventilatie zorgt voor hogere luchtsnelheden boven het mestoppervlak, zowel op het vloeroppervlak als in de mestkelder, waardoor meer ammoniakgas circuleert. De kans op verhoogde ventilatie kan verminderd worden door het regelen van de luchtinlaat via gordijnen of doeken in de zijwanden.
Een lagere temperatuur vermindert ook de ammoniakemissies. Hiervoor kunnen technieken gebruikt worden zoals de inkomende lucht koelen en de stal isoleren. Een verhoogde ventilatie is, zoals hierboven beschreven, niet aangewezen om de temperatuur te verlagen omdat dit net de ammoniakemissies verhoogt. Uit onderzoek blijkt dat een daling van 1°C in de stal zorgt voor 5% minder ammoniakuitstoot.
-
3. Vloeren
- Reductie van het emitterend mestoppervlak
Hierbij wordt het oppervlak waar er emissies kan optreden beperkt. In een rundveestal gaat dit voornamelijk over de loopgangen. Als je je dieren voldoende ruimte wil geven, is deze maatregel minder haalbaar.
- Snelle verwijdering van de mest
Bij deze maatregel maakt een mestrobot of een roosterschuif frequent de roostervloer schoon. Hoe frequenter de vloer gereinigd wordt, hoe meer ammoniakreductie kan bekomen worden.
- Sproeien (verdunnen of aanzuren van de mest op de stalvloer)
Via het sproeien van water op de loopvloeren wordt de urine verdund en is er sneller afvoer van de urine. Aangezuurde vloeistoffen zouden ook de ureasewerking kunnen afremmen, maar hier wordt nog verder onderzoek naar uitgevoerd.
- Profilering/sleuvenvloer
Een diepe profilering heeft als doel om de urine sneller te scheiden van de vaste mest waardoor er zo minder ammoniak gevormd wordt.
- Afsluiten van roostervloer/afgesloten mestkelder
Door het afsluiten van de roosterspleten of door te werken met afgesloten mestkelders, kan er geen kelderemissie meer optreden. Waar er afstort voorzien is, kunnen ook flappen voorzien worden.
- Gebruik van andere materialen
Door het gebruik van een toplaag van rubber, gietasfalt of epoxy zal er minder mest aan het vloeroppervlak hechten en zal er gemakkelijker mest afgevoerd worden. Ook de lagere pH-waarde van de materialen heeft een kleine impact op de ammoniakemissie op de vloer.
-
4. Mestopslag
- Gesloten mestopslag
Door het afsluiten van de roosterspleten of door te werken met afgesloten mestkelders, kan er geen kelderemissie meer optreden. Waar er afstort voorzien is, kunnen ook flappen voorzien worden.
- Scheiden van vaste mest en urine
Dit kan gedeeltelijk bekomen worden door het kiezen van een vloeruitvoering die de urine en de vaste mest apart kan afvoeren. Een andere optie is om een hellende vloer met giergoot onder de roostervloer te plaatsen waardoor de urine apart afgevoerd wordt en de vaste mest via een mestschuif naar een externe mestopslag brengt.
- Aanzuren van mest
Organische zuren, anorganische zuren of microbiële organismen die zuren aanmaken, kunnen in theorie gebruikt worden om de mest aan te zuren. In de praktijk is dit echter minder aangewezen omwille van de risico's die zuren met zich meebrengen en de mogelijks nadelige effecten na toediening van de mest op het land.
- Koelen van de mest
Een koeldeksysteem kan de mest in de mestkelder koelen waardoor er minder ammoniakemmissie optreedt. Dit systeem bestaat uit drijvende elementen die gevuld zijn met grondwater die de warmte aan de mest onttrekken. Het koeldeksysteem wordt momenteel nog niet toegepast in de rundveehouderij.
-
5. Luchtzuivering
Via een biologische of chemische luchtwasser wordt stallucht afgezogen en wordt de ammoniak uit de lucht "gewassen". De efficiëntie van hoeveel ammoniak uit de lucht kan gewassen worden, is afhankelijk van de hoeveelheid lucht die afgezogen wordt.
Bij mechanische ventilatie kunnen dus in principe hogere reducties gehaald worden ten opzichte van natuurlijke stalventilatie waarbij de weersinvloeden en het ventilatiedebiet minder gestuurd kunnen worden.
PAS-maatregelen
Bron tekst: rundveeloket.be