Trefdag Varkensacademie inspireert: kraamstal zoekt manager
Tijdens de jubileumeditie van de Varkensacademie gingen Nathalie Nollet en An Cools met hun sessie “Kraamstal zoekt manager” de experimentele toer op. In plaats van een presentatie die hapklare informatie voorschotelt, vroegen ze de aanwezige zeugenhouders om zelf de inhoud van deze interactieve sessie te bepalen en lieten hen vervolgens ook zelf aan het woord. Lees snel verder voor alle tips & tricks!
Hoe lang zie je het effect van voldoende biestopname?
Over het antwoord op deze vraag was het publiek het unaniem eens: “Je ziet levenslang effect van voldoende biestopname.” Dit wordt ook bevestigd door onderzoek dat aantoont dat je het effect van te weinig biestopname ziet in de technische prestaties tot het moment van slacht. Niet alleen is de kans groter dat varkens die te weinig biest opgenomen hebben sterven, ook hun groeiprestaties zijn duidelijk minder goed.
Een big heeft per kilogram lichaamsgewicht minimum 160 g biest nodig om voldoende antistoffen van de moeder mee te krijgen.
- Bij voorkeur drinkt een big de biest bij zijn eigen moeder en aangezien de zeug na 24 tot 36u geleidelijk overgaat van biest- naar melkproductie, zorg je dus best zo snel mogelijk na werpen dat elk big biest kan opnemen.
- Het heeft ook geen zin om biggen van 2 dagen oud bij een zeug te leggen die nog biest geeft, omdat ook de darmwand van het big zich tussen 24u en 36u wijzigt zodat de antistoffen uit de biest niet meer kunnen opgenomen worden.
Het is dus belangrijk om zo snel mogelijk na geboorte in te grijpen.
- Het start met de selectie van zeugen met voldoende functionele tepels. Als de uier niet meer voldoet, ruim je de zeug beter op dan ze nog een cyclus aan te houden.
- Maar soms zijn er zoveel biggen dat zeugenhouders kiezen voor een systeem van split-suckling. Hierbij worden ofwel de grootste en eerst geboren biggen, waarvan duidelijk is dat ze voldoende biest hebben gedronken apart gezet zodat de andere biggen ook de kans krijgen om biest op te nemen.
- Sommige zeugenhouders zetten zwakkere biggen zelf aan de uier terwijl anderen ervan overtuigd zijn dat het belangrijk is dat de biggen eerst opdrogen en voldoende opwarmen in het biggennest.
Beter biest bij een andere zeug dan geen biest bij de eigen zeug!
deelnemende zeugenhouder
Aantal tepels van de zeug een bepalende factor voor hoeveel biggen je erbij legt?
In de discussie hoeveel biggen je tijdens de zoogperiode bij een zeug laat liggen zijn de zeugenhouders het eens, je zorgt dat alle functionele tepels benut worden, zowel bij een eerste worpszeug als bij een oudere zeug.
Verleggen wordt meestal gedaan vanaf 24 u na werpen, of soms zelfs al vanaf 12 u omdat het vaak niet anders kan. Wanneer zeugenhouders verleggen, focussen ze voornamelijk op uniforme tomen, zodat biggen ongeveer even groot zijn en er minder competitie is. Maar soms is verleggen alleen niet voldoende…
Pleegzeugen
Sommige zeugenhouders werken met pleegzeugen, die ze ofwel spenen uit een vorige groep of die vroeger geworpen heeft en waarvan de biggen groot genoeg zijn om naar de couveuse te gaan.
Zwaarste biggen
Anderen kiezen ervoor om overal de zwaarste biggen weg te nemen en zo plaats te maken.
Groepsopfok
Ook het systeem van groepsopfok, waarbij 35 tot 40 biggen gezoogd worden door 2 zeugen en de biggen zelf kunnen kiezen waar ze gaan drinken wordt door ongeveer een derde van de deelnemers met succes toegepast. Maar een goede voorbereiding en opvolging is belangrijk om dit te laten slagen.
- Zo moet je ervoor zorgen dat de juiste zeugen naast elkaar zitten, en sorteer je best je zeugen op pariteit en dekdatum tijdens de verhuis naar de kraamstal zodat zeugen met gelijke pariteit en gelijke dekdatum naast elkaar zitten.
- Groepsopfok werkt maar goed als je twee gelijke zeugen, bij voorkeur tweede of derde worpszeugen met een mooie uier en gelijke werpdatum naast elkaar hebt zitten. De biggen die je bij deze twee zeugen legt zijn best van gelijke grootte en gelijke leeftijd om tot een goed resultaat te komen. Als je de biggen voldoende bijvoedert met eerst melk en vervolgens vast voeder, kan je de biggen tot de normale speendatum bij de zeugen laten.
Sommige zeugenhouders hebben het geprobeerd, maar vinden het teveel chaos en gedoe in de kraamstal en zijn niet zo’n fan van dit systeem en werken liever met een couveuse of pleegzeugen.
Kraamstaldiarree, een multifactorieel probleem
Zo goed als elke zeugenhouder heeft wel eens te maken met kraamstaldiarree, maar de oorzaken kunnen zeer uiteenlopend zijn. Op sommige bedrijven komt het alleen voor bij de jonge zeugen en zorgde aanpassingen aan het vaccinatiebeleid voor de oplossing. Ook het werken met een “kak-vaccin” is voor veel zeugenhouders een oplossing.
- Ze verzamelen diarree van biggen en laten dat incuberen in warme melk om dan vervolgens aan de volgende groep zeugen te geven.
- Soms wordt het “soepje” gemengd met voeder om makkelijker te kunnen verdelen, anderen gieten het gewoon in de trog of geven het rechtstreeks in de muil van elke zeug.
- Sommige zeugenhouders vriezen het “kak-vaccin” in om zeker reserve te hebben als de diarree weer de kop op steekt na een lange periode van afwezigheid.
Toch is niet iedereen even grote fan van dit systeem. Zo gaf een zeugenhouder aan dat het op hun bedrijf zorgde voor het in stand houden van PRRS-virus en ze er om die reden mee gestopt zijn. Ook als de oorzaak van de diarree niet-infectieus is, is een “kak-vaccin” geen oplossing.
Ongeveer de helft geeft aan dat ze via stalen de oorzaak van de diarree laten bepalen. Zo kwam bij een zeugenhouder aan het licht dat koude en tocht in het biggennest de boosdoener was. Door aanpassingen aan de hokafscheidingen en afschermen van het biggennest was het probleem dan ook opgelost.
Tot slot werd uitgeweid over hygiëne in de kraamstal wanneer diarree voorkomt. De meeste zeugenhouders wachten met het behandelen van de nestjes met diarree tot het probleem opgelost is. Anderen behandelen deze nestjes als laatste om zeker niets over te dragen naar gezonde biggen. Strooien van voldoende ontsmettingspoeder om de nestjes droog te houden, de warmtelamp langer laten branden, voorzien van elektrolytenoplossing of individueel drenchen van zieke biggen helpen om de schade te beperken.