De ideale verlegstrategie voor biggen in de kraamstal
Een zeug heeft gemiddeld 14 goede spenen. Vaak worden er meer dan 14 biggen geboren en niet alle biggen zijn even groot of even sterk. Om toch zoveel mogelijk uniforme biggen bij een zeug te spenen, is het vaak nodig om biggen te verleggen. Belangrijk hierbij is dat je rekening houdt met enkele basisregels, zoals zorgen dat elke big eerst biest opneemt en goed observeren welk big tekort heeft. Daarnaast moet je voorkomen dat je ziektes zoals diarree verspreidt.
Enkele basisregels
Er is geen standaardmethode om biggen te verleggen.
Veel hangt af van welke zeugen er in de kraamstal liggen, hoeveel levend geboren biggen er zijn, wat de kwaliteit is van de uiers, enz.
Toch zijn er een aantal basisregels, die je het best kan volgen.
We zetten ze voor je op een rijtje.
- Eerst biest!
Tijdens de eerste 24 uur is het levensnoodzakelijk dat elk big voldoende biest opneemt bij de moeder. Je kan dus beter geen biggen verleggen voor ze 24 uur oud zijn. Tijdens deze periode kan je de biggen alternerend laten zuigen, wat we “split-suckling” noemen. Zo krijgen ook de kleinste biggen de kans om biest te drinken bij de eigen moeder. Nadien kan je gaan biggen verleggen.
- Elke tepel benutten
In een eerste stap moet je ervoor zorgen dat alle uiers vol gelegd worden en elke tepel benut wordt. Wanneer er een zeug is die minder levend geboren biggen heeft dan ze tepels heeft, kan je hier gerust biggen bij leggen. Let er wel op dat je biggen neemt die goed gevuld zijn (voldoende biest opgenomen), die een mooi opgedroogde navelstreng hebben en die van dezelfde grootte zijn als de biggen van de zeug waar je de biggen bijlegt. Bekijk hierbij goed de kwaliteit van de uier, en probeer in te schatten hoeveel goede, functionele tepels de zeug heeft. Zorg ervoor dat het totaal aantal biggen uiteindelijk niet groter is dan dit aantal functionele tepels.
- Uniformiseer de nesten
Ook al laat je de biggen alternerend zuigen in het begin en probeer je het aantal biggen per zeug te beperken tot het aantal functionele tepels, de kleinste biggen blijven het moeilijk hebben. Zeker wanneer het om een oudere zeug gaat, waarbij de tepels groter, moeilijker bereikbaar en minder soepel zijn. Om deze kleine biggen te helpen overleven, kan je ze bij een 2de of 3de worpszeug leggen. De biggen van deze zeug kan je opvangen in een aangepast voorspeenlokaal dat voldoende warm is, en met aangepaste voeders. Hoe ouder deze biggen, hoe beter. Het is nu eenmaal niet evident om biggen van 3 tot 4 dagen op te kweken in een nursery.
- Verleg geen zieke biggen
Biggen met diarree of andere ziekteverschijnselen verleg je beter niet. Zo voorkom je dat je ziektes gaat verspreiden naar de andere biggen. Verleg of meng de biggen ook niet te overmatig en niet als het niet nodig is. Ook zo vermijd je dat ziektes zich verspreiden.
- Blijf nadien ook goed observeren
Vaak zie je dat biggen aanvankelijk voldoende melk kunnen opnemen bij de zeug. Hoe ouder de biggen worden, hoe meer melk ze echter nodig hebben en niet elke zeug kan dit volhouden. Het gevolg is dat 1 of meerdere biggen, vaak de biggen die aan de achterste tepels zuigen, duidelijk magerder zijn dan de andere biggen uit die toom. Het is belangrijk dat je deze biggen tijdig aanduidt en verlegt naar een andere zeug. De biggen van die zeug kan je opvangen in een voorspeenlokaal. Dit lokaal is aangepast aan de jonge leeftijd van deze biggen en is zeker voldoende warm. Deze biggen voeder je dan met kunstmelk en/of aangepaste voeders.