Overwinterende akkervogels profiteren van patrijzenmaatregelen
Akkervogels houden van overwinterende bloemenblokken en keverbanken. In het bijzonder de zaadetende soorten. Zo blijkt uit de wintertellingen van akkervogels die gedurende drie jaar werden uitgevoerd en gecoördineerd door INBO binnen het Europese PARTRIDGE project.
Maatregelen voor patrijs
Akkervogels zitten in de hoek waar de klappen vallen. Maatregelen zijn nodig om het tij te keren. Met het PARTRIDGE project demonstreerden we tussen 2016 en 2023 hoe het landbouwgebied akkervogelvriendelijker gemaakt kan worden. Verspreid over vijf landen bakenden we tien demogebieden af van telkens 500 ha. De twee Vlaamse demogebieden waar Inagro onderzoek op voerde, lagen in Ramskapelle en Assenede. Met de patrijs als boegbeeld sloegen we handen in elkaar met heel wat lokale landbouwers en zorgden we ervoor dat minstens 7% van deze demogebieden bestonden uit hoog-kwalitatief habitat. Bloemenblokken en keverbanken moesten akkervogels voorzien van jaarrond voedsel en dekking en een veilige broedplaats.
En andere overwinterende akkervogels?
Eerder bleek al dat de PARTRIDGE maatregelen in de zomer zorgden voor meer insecten, een cruciale voedselbron voor vele akkervogels en niet in het minst patrijzenkuikens. Om aan te tonen dat ook andere overwinterende akkervogels dankbaar gebruik maken van de maatregelen, werden gedurende drie winters punttellingen uitgevoerd in de demogebieden in Vlaanderen, maar ook in Nederland, Engeland en Schotland. INBO analyseerde het aantal overwinterende vogels alsook de soortenrijkdom. Gebieden met PARTRIDGE maatregelen werden vergeleken met gebieden zonder deze maatregelen.
Vooral overwinterende zaadeters profiteren!
Gedurende drie winters werden maandelijks alle vogels geteld rond een vaste set telpunten ('telcirkel') in de demogebieden en in overeenkomstige referentiegebieden zonder maatregelen. Binnen de demogebieden werden zowel telpunten vastgelegd vlakbij maatregelen als verder weg van de maatregelen. Voor de analyses werd een onderscheid gemaakt tussen zaadeters (groenling, keep, kneu, putter, rietgors, ringmus, veldleeuwerik, vink) en soorten die niet primair afhankelijk zijn van zaden als voedsel in de winter.
Enkele conclusies op een rij:
- Het aantal zaadeters lag in Ramskapelle 7,5 keer hoger in telcirkels met maatregelen vergeleken met de referentiegebieden. Voor Isabellapolder was dit zelfs 42 keer hoger! Voor de 10 Europese gebieden samen was dit gemiddeld iets meer dan 6 keer hoger.
- Ook verder weg van de maatregelen zagen we significant hogere aantallen zaadetende akkervogels in de demogebieden in vergelijking met de referentiegebieden, maar dit effect was al minder sterk.
- Het effect van de maatregelen op het aantal soorten zaadeters is subtieler. Gemiddeld over de 10 Europese gebieden komen er 7 soorten opdagen in de telcirkels met maatregelen, 6 in de telcirkels zonder maatregelen in het demogebied en 5 in de referentiegebieden.
- Soorten die niet afhankelijk zijn van zaden reageren minder sterk of soms zelfs niet op de aanwezigheid van de maatregelen. Zowel wat betreft het aantal vogels als de soortenrijkdom binnen deze groep.
Dat vooral zaadeters profiteren van de maatregelen komt doordat de zaadmix van de PARTRIDGE bloemblokken heel wat plantensoorten bevat die zaden produceren en in de winter beschikbaar zijn als voedsel.
Wetende dat net deze groep van zaadetende akkervogels de laatste jaren de sterkste achteruitgang kent, is dit een mooi resultaat!
Meer info?
