Bijvriendelijke groenbedekkers
Niet elke groenbedekker is geschikt
Veel van de courante groenbedekkers komen niet in bloei of kennen een erg lange ontwikkelingstijd, waardoor ze sowieso niet in aanmerking komen als nectar- en stuifmeelbron voor bijen in het najaar.
Naast de soort groenbedekker zijn ook het tijdstip van inzaai en de weersomstandigheden erg bepalend of de bloei op het goede moment zal plaatsvinden. En hoe rijker de bodem is aan stikstof, hoe sterker de vegetatieve groei is en hoe langer de bloei wordt uitgesteld.
Welke soorten zijn bijvriendelijke groenbedekkers?
Vroege inzaai en snelle ontwikkelingstijd zijn cruciaal
Bloeiende groenbedekkers zijn vooral in het najaar van betekenis voor (honing-bijen). Enkel soorten met een korte ontwikkelingstijd hebben iets te bieden. Concreet betekent dit dat een groenbedekker met een ontwikkelingstijd van zes tot acht weken bij inzaai vóór half augustus (bv. inzaai na tarwe) nog tijdig in bloei kan komen.
Welke soorten kies ik dan best?
Onder andere phacelia, gele mosterd, bladrammenas, komkommerkruid of bernagie en boekweit beginnen na een korte ontwikkelingstijd te bloeien en zijn mits vroege bloei zeker bijvriendelijke groenbedekkers. Nootraapzaad kent zelfs een bloei vanaf vier weken na inzaai.
Soorten zoals wikken, lupinen of Japanse haver die niet of laat bloeien zijn niet interessant voor bijen.
In de kijker!
Phacelia is één van de meest gekende groenbedekker als drachtplant voor honingbijen:
- Een vroege en overdadige bloei, deze maakt hem zeer populair bij imkers.
- Snelle ontwikkeling geeft een goede onkruidonderdrukking.
- Door zijn buitenlandse afkomst is dit geen waardplant voor aaltjes of knolvoet.
Phacelia is voor wilde bijen, waaronder hommels, niet zo interessant.
Gele mosterd is een populaire groenbedekker in Vlaanderen. Door zijn snelle ontwikkeling komt hij vroeg en overdadig tot bloei, is hierdoor sterk onkruid onderdrukkend en haalt door zijn diepe beworteling stikstof uit diepere lagen met minder uitspoeling tot gevolg.
Probeer grote zaadvorming te voorkomen
Als landbouwer wil je vaak niet dat de groenbemester na de bloei overdadig in zaad komt. Dit kan leiden tot de opslag van kiemkrachtig zaad in de bodem, bv. bij vroege inzaai van Phacelia. Dit oliehoudende zaad heeft de neiging zeer lang kiemkrachtig te blijven in de bodem. Ook voor andere groenbedekkers kan dit het geval zijn, zoals bv. gele mosterd of bladrammenas.
Als landbouwer kan je bij voorkeur ervoor kiezen de groenbedekker na de bloei te maaien, klepelen of rollen. Doe dit dan best wanneer de temperatuur lager is dan 10°C of ’s morgens vroeg of ’s avonds, wanneer de bijen niet actief zijn. Indien mechanisch vernietigen niet mogelijk is, kan de onkruidbestrijding in de volgteelt het opschietend kruid in vele gevallen vaak voldoende vernietigen.
Soms komt het voor dat een groenbedekker na de winter niet voldoende door de vorst afgedood is. Zo staat de groenbedekker in bloei op het moment dat deze mechanisch of chemisch vernietigd moet worden. Zeker bij voorjaarbloei zit de groenbedekker vaak vol van de honingbijen. Wat de kolonie extra kwetsbaar maakt bij het vernietigen van de groenbedekker. Kies dan voor een tijdstip waarop de bijen niet actief zijn.
Meerwaarde voor de biodiversiteit beperkt
Hoewel vroegbloeiende groenbedekkers een waardevolle nectar- en pollenleverancier kunnen zijn voor honingbijen, is de meerwaarde voor veel solitaire bijen en hommels eerder beperkt. Verder gaat het bij de inzaai van groenbedekkers over vrij éénvormige en in oppervlakte beperkte monoculturen die slechts een korte periode bloeien en dus zeker ontoereikend zijn om het gebrek aan voedselaanbod voor bestuivers in landbouwgebied op te lossen. Als je je als land- of tuinbouwer echt wil inzetten voor de bijen, kies dan voor een variatie aan langetermijninspanningen zoals:
- meerjarige bloeiende akkerranden,
- het behouden van de bloemrijke vegetaties en bermen op je bedrijf of
- een streekeigen erf- en landschappelijke beplanting.