Soortenkeuze

Er zijn verschillende manieren om de soorten te bepalen voor jouw voederbomen:
- Op basis van streekeigenheid, groeiomstandigheid en bodem.
- Volgens de geschiktheid tot snoeien en hergroeien.
- Op basis van de mineralentoestand op je bedrijf.
- Op basis van diergeschiktheid.
We overlopen ze allemaal.
Soortenkeuze op basis van streekeigenheid, groeiomstandigheid en bodem
Een belangrijk uitgangspunt bij de keuze van je bomen en struiken is te kiezen voor streekeigen soorten die van nature in de omgeving van je bedrijf voorkomen. Deze soorten gedijen het best op onze Vlaamse groeiomstandigheden en -bodem. Eens goed rondkijken in je omgeving welke soorten er goed groeien (eventueel samen met een lokale expert), geeft je vast en zeker interessante aanknopingspunten.
Sommige soorten verdragen al dan niet felle zon of wind, groeien beter op arme zure grond... Andere vinden natte voeten maar niks, of staan net liever niet te droog. Zo kan de Bomenwijzer je helpen om te na te gaan welke groeiomstandigheden en bodem de bomen of struiken verkiezen. Je leert hun voorkeuren kennen op vlak van bodemtype, bodemvocht, zuurtegraad, tolerantie tegen bodemverdichting en gevoeligheid voor zout in de wortelzone.
Laat je bij twijfel zeker begeleiden door een lokale expert. De landschapsdeskundige van het regionaal landschap of stadlandschap uit je buurt kan je hierbij zeker helpen!
Dieter Depraetere
Inagro
Soortenkeuze volgens de geschiktheid tot snoeien en hergroeien
Niet elke boom- of struiksoort verdraagt het dat er aan de takken, twijgen of bladeren geknabbeld worden. Sommige soorten vinden dit prima en groeien steeds terug. Voor andere soorten betekent dit een stille dood. Kies daarom soorten die goed tegen knotten of hakhoutbeheer kunnen. Neem bij twijfel steeds contact op met een expert.
Maar niet alle snel (terug)groeiende soorten zijn geschikt. Soorten of cultivars specifiek voor biomassaproductie groeien te snel, waardoor de nieuwe scheuten snel te dik worden op graashoogte. En dus als voederboom na enkele jaren ongeschikt zijn.
Soortenkeuze op basis van de mineralentoestand op je bedrijf
Een aanplantkeuze op basis van de mineralentoestand op je bedrijf is een goed uitgangspunt:
- Als je als teler extra zorg wilt besteden aan de natuurlijke toevoer van mineralen en spoorelementen op je bedrijf.
- Of je op basis van symptomen bij een deel van je kudde een tekort vermoed.
Hiertoe zijn specifieke analyses beschikbaar. Zorg er wel voor dat de juiste dieren bemonsterd worden.
Let op! Het type analyse hangt sterk af van wat je te weten wilt komen:
- Bloedanalyses geven je een beeld van de mineralenvoorziening van dit dier op moment van de staalname.
- Haarstaalanalyses wijzen voorziening van mineralen en spoorelementen over een langere tijd voorafgaand aan de staalname.
Tip: Laat je voor dierkeuze, type analyse en interpretatie steeds begeleiden door een expert. Extra info hierover vind je terug in de literatuurstudie die gemaakt werd voor het project 'Voederbomen voor bio-herkauwers'.
Soortenkeuze op basis van diergeschiktheid
Giftige bomen en struiken
Soms bestaat er nog wat koudwatervrees om bomen en struiken aan het vee te voederen omwille van de angst voor giftigheid. Als algemene regel geldt dat dieren zichzelf niet vergiftigen, behalve in tijden van schaarste wanneer ze eten wat ze vinden. Een goed kudde- en weidebeheer kan dus veel problemen voorkomen. Een slimme aanpak bestaat erin om dieren in toenemende mate (om te beginnen één tot twee uur per dag) bloot te stellen aan ‘nieuwe’ planten, bij voorkeur vanaf een jonge leeftijd. Dat geeft hen de tijd om de stofwisselingsroutes van de nieren (eliminatie van toxines in de urine) en van de lever (modificatie of vernietiging van toxines) te activeren. Bepaalde combinaties van planten doen de werking van gifstoffen teniet. Dit maakt deel uit van het aangeleerd gedrag van dieren. Deze informatie wordt van generatie op generatie overgedragen, door te leren van ervaren dieren binnen de kudde.
Een belangrijk aandachtspunt is een weldoordachte kuddesamenstelling. In een kudde is best een oudere koe aanwezig. Die kent de weide en stuurt andere koeien aan in waar en wanneer ze welke struiken en bomen kunnen begrazen. Het is belangrijk om deze aangeleerde kennis en ervaring via oudere dieren in de kudde te houden. Wetenschappelijke studies bevestigen dat koeien kennis effectief doorgeven. Het niet opeten van onrijpe eikels is een voorbeeld van aangeleerd gedrag dat je in de kudde kan houden door een meer ervaren koe in de kudde te houden.