Hoe plant ik voederbomen aan?
We overlopen alle onderdelen die belangrijk zijn voor het opstarten van jouw voederbomensysteem:
- Aankoop plantsoen en transport
- Tijdstip van aanplanten
- Plantput
- Effectieve aanplant
- Snoei bij aanplant
1. Aankoop plantsoen en transport
Over het algemeen kies je best voor bosplantsoen. Deze jonge bomen en struiken worden aangeplant met naakte wortel, zijn goedkoper en zijn makkelijker aan te planten dan ouder en groter plantgoed. Groter plantmateriaal (op spil of hoogstammen) lijkt op het eerste zicht een snelle winst, maar de kans op uitval kort na aanplant is een stuk groter.
De behandeling van het plantgoed tussen rooien en aanplant is bepalend voor het al dan niet succesvol aanslaan van je planten. Bosplantsoen wordt doorgaans verkocht met naakte wortel. Dit maakt ze gevoelig voor uitdroging bij transport. Dek ze daarom goed af tijdens transport zodat ze niet blootgesteld worden aan de uitdrogende wind en zon. Vaak is een halfuur blootstelling al genoeg om wortels te doen afsterven. Als je de bomen niet meteen op de dag van de levering kunt planten, kun je ze inkuilen waarbij je de wortels met grond gaat bedekken. Zet ze nooit in water. Haal ze pas terug uit de grond op het moment dat je ze effectief kunt planten.
2. Tijdstip van aanplanten
Bomen en struiken met naakte wortel plant je best in het najaar of eventueel in het vroege voorjaar aan wanneer de bomen in winterrust zijn. Concreet betekent dit een aanplant tussen ongeveer half november en begin april, waarbij december de voorkeur geniet. Tegen de tijd dat de eerste wortelhaartjes groeien, is de bodem reeds genoeg aan de wortels gehecht. Vermijd in elk geval zeer natte periodes of periodes van vorst.
3. Plantput
Het maken van de plantput is meer dan gewoon een put graven en vraagt de nodige aandacht. Plantputten kunnen machinaal of handmatig gegraven worden.
- Bij een lijnvormige aanplant kan het interessant zijn om één brede greppel te graven waarin kan geplant worden.
- Vermijd om de plantputten te lang op voorhand te gaan maken, maar houdt de periode tussen het maken van de put en het planten zo kort mogelijk.
- Belangrijk is dat plantputten voldoende groot zijn en juist diep genoeg. De grootte van de put moet toelaten dat alle wortels erin passen zonder gedraaid of geduwd te zitten.
- Snoei nooit wortels af om ze in de put te doen passen, tenzij het gaat om zeer lange uitlopers of beschadigde wortels.
- Het te diep planten is een veelgemaakte fout. De bovenste wortels zitten het best net onder het oppervlak, waarbij de wortelhals net boven de grond uitsteekt.
- Hou er rekening mee dat je bomen kort na de aanplant vaak nog 5 tot 10 cm kunnen inzakken. Zeker als de bodem van de plantput gespit werd.
- Bij zware en compacte bodems kan je ook de wand van de putten ‘breken’ met een spade om te zorgen dat wortels ook buiten de plantput gaan groeien. Zeker bij het machinaal graven van de putten in vochtige condities kunnen wanden toegesmeerd worden, waardoor de gladde wortels ze niet makkelijk kunnen doorbreken.
Nog voor je de eigenlijke plantputten gaat maken, ga je best even na of er een ruimere standplaatsvoorbereiding nodig is. Besteed hierbij vooral aandacht aan mogelijke bodemverdichting. Komen je bomen en struiken op een plaats waar vaak zwaardere machines passeerden? Dan kan de verdichte bodem een goede wortelontwikkeling verhinderen en de boomgroei sterk gaan beperken. Een voorafgaande mechanische bodembewerking zoals diepwoelen (40 – 50 cm) om de verdichte laag te doorbreken is dan aangeraden. Het dieper spitten en woelen heeft als bijkomend voordeel dat de mogelijks gevormde ploegzool meteen ook gebroken wordt. Doe dit bij voorkeur in relatief droge omstandigheden.
TIP! Om poten van populier of staken van wilg te planten, wordt er geen plantput gemaakt. Daar volstaat het om ze 80-100 cm diep in de grond te duwen.
4. Effectieve aanplant
Bosplantsoen
Bosplantsoen is kleiner en heeft doorgaans geen steunpaal nodig. Net voor je de planten in de grond steekt, kun je de wortels onderdompelen in een mengsel van klei en water om het aanslaan van de wortels te bevorderen en de kans op uitdroging te verminderen. Hou het plantgoed een tiental centimeter hoger dan de uiteindelijk beoogde plantdiepte. Na het aandrukken achteraf zal het plantgoed dan op de gewenste diepte zitten.
De plantput vul je op met dezelfde grond die je hebt uitgegraven. Plantgoed aangepast aan de bodem en klimaat van de regio zorgt ervoor dat het niet nodig is voedingsstoffen in de plantput toe te voegen.
- Enkel in zeer arme bodems kun je overwegen om bodemverbeteraar of rijkere grond bij te mengen. Vermijd in elk geval vers organisch materiaal in de plantput.
- Bij het opvullen van de plantput schud je de boom lichtjes op en neer zodat de losse grond zich goed verspreid tussen de wortels en er geen grote luchtholtes ontstaan.
- Druk de aarde voorzichtig aan met de voet zonder te stampen.
- Het aanbrengen van wat verse compost of stalmest op de boomspiegel kan, maar is geen must.
- Om de ontwikkeling van mycorrhiza-schimmels te stimuleren, kan een laag houtsnippers op de boomspiegel aangebracht worden.
Aanplant van hoogstammen
Bij de aanplant van hoogstammen voorzie je best wel een steunpaal. Deze steek je in de grond en plantput vooraleer je de boom plant om te vermijden dat je de wortels beschadigt.
- Kniepalen zijn doorgaans de beste keuze, omdat ze de boom ook enigszins stimuleren om ‘trekwortels’ te vormen en minder lui maken. Dit maakt de bomen op lange termijn minder gevoelig voor windworp.
- De kniepalen steken minimaal 60 cm boven de grond uit en zijn maximaal 1/3 van de stamlengte. Ze steken daarnaast het best 30 cm in de vaste bodem onder de plantput.
- Bij hoogstammen met naakte wortel is één kniepaal voldoende.
- Het aanbinden van de boom aan de steunpaal gebeurt best zo dicht mogelijk tegen de kop van de paal.
- Bind niet té strak aan, zodat de band niet gaat insnoeren in de stam.
- Om rechtstreeks contact tussen de paal en de boom te vermijden, sla je de boomband in een achtvorm om de boom.
- Na twee à drie seizoenen verwijder je de boomband en laat je de boomwortels het werk doen.
5. Snoei bij aanplant
Bij plantgoed met een goede kwaliteit is er al op de kwekerij voor gezorgd dat de kroon en de wortelkluit in evenwicht zijn en dat er geen probleemtakken meer aanwezig zijn. Correctiesnoei bij de aanplanting is in principe dus niet nodig. Enkel takken die tijdens het transport, de opslag of het planten beschadigd zijn, kunnen gesnoeid worden. Dit wordt vermeden door het plantgoed met de nodige zorg te behandelen.