Grasland

Best beschikbare technieken voor bemesting van grasland

Gras vormt een belangrijk aandeel in het ruwvoederrantsoen bij rundvee. Het is vrij intensief, aangezien grasland vijf tot zes keer per groeiseizoen wordt geoogst. Naast de weersomstandigheden is een beredeneerde bemesting dan ook bepalend voor het resultaat.

Bepalen behoefte grasland volgens gebruik

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de algemene stikstofbehoefte van grasland. De tabellen geven een indicatie, maar op basis van een bodemanalyse met bemestingsadvies kan nog gerichter advies gegeven worden. Daarbij wordt rekening gehouden met de vrijstelling van stikstof uit bodem organische koolstof, oogstresten, groenbedekker en uit organische bemesting in het voorgaande jaar.  

Gras doet aan luxeconsumptie van N en K2O, wat wil zeggen dat het gras op korte tijd zoveel mogelijk meststoffen zal opnemenSoms met overmaat of onevenwicht voor de diergezondheid tot gevolg. Het is dus belangrijk om voor iedere snede apart te bemesten en te fractioneren in functie van gebruik. De bemesting voor de eerste snede geef je best in twee fracties, met de tweede fractie ten laatste drie weken voor het maaien.

De N-behoefte van grasland hangt sterk af van het gebruik, het N-leverend vermogen en de grootte van de geoogste snede. Onderstaande cijfers kunnen een indicatie geven van de behoefte per snede in functie van het gebruik.

  1e snede 2e snede 3e snede 4e snede 5e snede Totaal
Gras maaien 120 80 78 48 0 326
Grasklaver maaien 120 70 30 0 0 220
Grasklaver maaien (1e jaar na zaai) 80 40-50 30 0 0 150-160
Begrazen melkvee 80 40 50 48 0 218
Begrazen jongvee 70 30 30 30 0 160

Naast stikstof spelen natuurlijk ook andere elementen een belangrijke rol. De nutriëntenbehoefte van grasland wordt weergegeven in onderstaande tabel.

Nutriënt Totale behoefte (kg/ha)
Fosfor 70-80
Kalium 300-400
Magnesium 40-50
Natrium 0-80
Zwavel 60-100

Bemesting na maaien

Nadat een snede werd gemaaid is het belangrijk om binnen een week na maaien opnieuw te gaan bemesten. Let op, wanneer net na het maaien veel neerslag wordt verwacht, is het verstandig om een week te wachten om stikstofverliezen te voorkomen. Langer uitstellen betekent echter meestal een lagere opbrengst, behalve bij zeer droge omstandigheden. 

Kijk ook even naar de opbrengst van de snede en of die in overeenstemming was met het stikstofniveau. Heeft de snede minder opgebracht dan waarvoor je hebt bemest, dan is de eerder gegeven stikstof nog niet volledig benut.

Vergeet niet de nawerking van de drijfmestgift in rekening te brengen. Voor de nawerking hanteren we de 60/20/10/10-regel. Van 60% werkzame stikstof in drijfmest, werkt dus 60% voor de eerstvolgende snede, 20% voor de tweede snede en telkens 10% voor de derde en vierde snede na de drijfmestgift.

Kijk zeker ook even naar je kuilanalyses. Haalt je kuil een ruw eiwitgehalte hoger dan 20% dan mag je gerust wat minder stikstof bemesten.

Houd bij de bemesting steeds rekening met de mestwetgeving. Bovenstaande kan namelijk in tegenspraak zijn met de wettelijk toegelaten dosis op jouw perceel.

Lagere kunstmeststikstofgift mogelijk door inzetten van klaver

Rhizobium-bacteriën in de wortelknobbels van klaver binden stikstof uit de lucht. Daarvoor gebruiken de bacteriën suiker en energie van de plant, gewonnen uit fotosynthese. Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat grasklaver met voldoende klaver (gemiddeld 40% klaver) meer of minstens evenveel opbrengt bij een bemesting die 150 – 200 kg N lager ligt dan bemest puur gras. Daarnaast wordt bij grasklaver ook meer ruw eiwit geoogst.

Denk eraan dat voor een goede groei van grasklaver een ruime K-bemesting nodig is, meer nog dan voor gras. Rekening houdend met de bemestingsnormen, kan enkel drijfmest nooit de behoefte dekken. Een extra minerale K-gift is dus essentieel voor een optimale grasklaveropbrengst. 

Grasland

Temperatuursom en bodemtemperatuur voor de eerste stikstofkunstmestgift

De temperatuursom is een optelling van alle gemiddelde dagtemperaturen boven 0 graden vanaf 1 januari. Deze temperatuursom wordt gebruikt bij het bepalen van het moment van de eerste kunstmeststikstofgift in het begin van het groeiseizoen van grasland.

  • Te vroeg bemesten zorgt voor inefficiënt gebruik van nutriënten door uitspoeling
  • Te laat bemesten zorgt voor gemiste groeidagen en dus ook grasproductie.

Voor grasland heeft bemesten pas nut bij een temperatuursom tussen 180 en 250 graden. Er wordt geadviseerd om voor een lichte snede te bemesten bij een temperatuursom tussen 200 en 250 graden en voor een zware snede van drie ton droge stof tussen 250 en 300 graden.

Daarnaast is de meststofsoort, maar vooral ook de bodemtemperatuur bepalend voor op het optimale tijdstip voor bemesting. Wanneer de bodem voldoende warm is en er vocht en nutriënten aanwezig zijn, vindt er mineralisatie plaats. Zo wordt de stikstof in de bodem beschikbaar voor het gras. De minimale bodemtemperatuur hiervoor is 5°C. Bij een bodemtemperatuur vanaf 5 tot 8 graden zullen de graswortels ook starten met groeien en het opnemen van nutriënten. Tonen de graswortels al witte puntjes aan de uiteinden, dan is de bodemconditie voldoende gunstig en is de grasgroei gestart.

Kunstmeststrooier

Eerste drijfmestgift

De temperatuursom is niet van toepassing op dierlijke mest. Voor toediening van dierlijke mest is eind februari tot begin maart optimaal, mits de grond goed berijdbaar is voor mesttoediening. Runderdrijfmest bevat namelijk een vrij hoog aandeel organische stikstof, waardoor deze voldoende tijd moet hebben om te mineraliseren.

Bemesten_Schoon_Boeren2019_Patrick_Maenhout

Drijfmest verdunnen

Het verdunnen van drijfmest bijvoorbeeld met water, zorgt voor een verbetering van de werking ervan. De mest wordt beter in de grond gebracht en de mineralen worden beter opgenomen. Daarenboven verlaagt toevoegen van water ook de ammoniakverliezen. Uit onderzoek in Nederland is gebleken dat het grootste economisch voordeel wordt gehaald wanneer met 33% water wordt verdund. Ook de opbrengst bleek het grootst in zowel kg DS/ha, kVEM/ha en kg RE/ha bij een verdunning met 33% water.

Bron: Water bij de mest, 2021

Technieken bemesting

In eerste instantie is het belangrijk om de bodem en de zode te sparen want bodemverdichting of insporing verhindert namelijk een optimale grasopbrengst. Dit kan door een aangepaste bandendruk, hondsgang of extra brede banden of toepassing van het navelstrengsysteem.

Het is ook belangrijk dat de drijfmest op de grond en niet op het gras terechtkomt. Wanneer drijfmest geïnjecteerd wordt op gras dat al te lang is, wordt het gras besmeurd met mest. Die besmeuring zorgt voor opgedroogde mestresten die uiteindelijk ook in de kuil terecht komen.

Houd bij het bemesten steeds rekening met de bemestingsvrije zones langs waterlopen.

  • Dierlijke mest kan aangewend worden met een zodebemester, zodeinjector, sleepvoetbemester of sleufkouterbemester.
  • Gebruik voor toediening van kunstmest een kantstrooier aan de rand van het perceel.

Meer info?

Heb je vragen over de aanleg, bemesting en beheer van gras?
Neem contact met ons op!

Wekelijks onafhankelijk nieuws en persoonlijke uitnodigingen in je mailbox. Op jouw maat.