Driejarige veldproef met herwonnen meststoffen
Herwonnen meststoffen, al dan niet afkomstig uit mest, ondergingen een behandeling waardoor hun bemestingswaarde stijgt. Aangezien deze een besparing op dure kunstmest en mestverwerkingskosten kunnen betekenen, onderzochten we hun efficiëntie in een driejarige veldproef met focus op stikstofbeschikbaarheid.
Hierin vergeleken we ammoniumnitraat, spuiwater, dunne fractie van digestaat, ruw digestaat en varkensurine met kunstmest, varkensdrijfmest en een blanco behandeling. In dit nieuwsbericht focussen we op de resultaten van het derde jaar met de teelt vroege aardappelen.
Wat voorafging...
In 2019 legden we deze veldproef voor de eerste keer aan te Wingene. Hier konden geïnteresseerden tijdens een proefveldbezoek onze veldproef in mais bezoeken. Omwille van de zeer droge omstandigheden in 2019, namen we nergens significante verschillen waar, zelfs niet in de onbemeste referenties. De weersomstandigheden hadden duidelijk een veel grotere invloed op de proef dan de keuze voor meststof.
In 2020 onderzochten we dezelfde meststoffen en parameters, maar dan in spinazie. Door de coronamaatregelen waren we toen genoodzaakt het traditionele proefveldbezoek te vervangen door een webinar. Ook in 2020 kregen we te maken met een extreem droog voorjaar, maar we konden toch een significant verschil in opbrengst tussen de onbemeste referenties en de herwonnen meststoffen waarnemen. Bij het gebruik van ammoniumnitraat was de opbrengst echter beduidend lager dan bij de andere meststoffen. Door de grote variatie in de proef was dit verschil echter niet significant. Hieronder kun je het webinar herbekijken.
Vervolg in 2021
Ook in 2021 liep de veldproef verder. Er werd opnieuw een andere teelt onderzocht, namelijk aardappelen. Op 24 maart dienden we de meststoffen toe, waarop we vervolgens op 4 april het veld ploegden en de aardappelen plantten. Op 4 augustus gingen we vervolgens over tot de oogst, gevolgd door opbrengst- en kwaliteitsbepaling.
In tegenstelling tot de voorgaande jaren was 2021 een nat jaar. Eventuele verschillen in opbrengst waren hier dus niet te wijten aan een gebrek aan water, maar door een gebrek aan plantbeschikbare stikstof in de bodem. Door de vele regen was er echter wel meer risico op uitspoeling.
De onbemeste referenties behaalden een duidelijk lagere opbrengst. Tussen de verschillende herwonnen meststoffen, kunstmest, varkensdrijfmest en ruw digestaat waren er geen significante verschillen te zien. Het valt wel op dat varkensdrijfmest een betere opbrengst haalde dan kunstmest en ruw digestaat een iets slechtere, wat eventueel verklaard kan worden door een samenspel van uitloging en verschillen in mineralisatiekinetiek. Volledig minerale meststoffen waren sterk onderhevig aan uitspoeling, terwijl dit bij varkensdrijfmest en digestaat iets minder is, omdat een deel van de toegediende minerale stikstof organisch gebonden is en mineraliseert tijdens de teelt. Bij varkensdrijfmest viel de extra mineralisatie mogelijk samen met de opname door de teelt. Bij digestaat kwam die extra mineralisatie mogelijk wat te laat (vroege aardappelen zijn vooral vroeg in de teelt stikstofbehoeftig). De andere producten haalden een vergelijkbare opbrengst.
Wat met het nitraatresidu?
Tussen de verschillende herwonnen meststoffen onderling, kunstmest, varkensdrijfmest en ruw digestaat zijn nergens significante verschillen merkbaar. Bij digestaat lag het nitraatresidu in 2021 echter iets hoger dan de andere meststoffen. Dit zou het vermoeden kunnen ondersteunen dat de stikstofmineralisatie uit de digestaat in 2021 te traag op gang kwam om benutbaar te zijn voor een teelt als vroege aardappelen, die zijn minerale stikstof vroeg in het groeiseizoen nodig heeft.
Proefveldbemester
Om deze proef te verwezenlijken, ontwierpen we een zeer manoeuvreerbare proefveldbemester, die uitgerust is met zowel een vacuümpomp voor de meer viskeuze producten als een slangenpomp voor de vloeibare producten. De toediening van de meststoffen gebeurde met bouwlandkouters. Na toediening freesden we de meststoffen onmiddellijk in en beperkten we ammoniakale emissies door het dichtrollen met een kleine, lichte trekker. De beperkte omvang van de gedragen proefveldbemester maakte het mogelijk om bij toedienen van de meststoffen over elk veldje slechts één maal te rijden, zoals ook in de praktijk het geval zou zijn. Om verdichting zoveel mogelijk te beperken, gebruikten we bovendien lagedrukbanden bij het bemesten (0,8 bar).
Conclusie
Na het grondig opvolgen van drie jaar veldproefwerking met verschillende producten, meerdere teelten en wisselende weersomstandigheden, kunnen we in het algemeen besluiten dat de uitgeteste herwonnen meststoffen en minerale kunstmest een gelijkaardige landbouwkundige waarde hebben. Enkel bij het gebruik van ammoniumnitraat in erg droge omstandigheden was er een negatief effect bij droogtegevoelige teelten (bv. spinazie). Hier is verder onderzoek nog aangewezen.
De stikstofverliezen, gemeten als het restnitraat in de bodem bij de oogst van de teelt en in de sperperiode, zijn vergelijkbaar met de verliezen die optreden bij het toepassen van minerale stikstof. De weersomstandigheden bleken een veel groter effect te hebben - op zowel de teelt als het gemeten restnitraat - dan de gebruikte meststof. Deze veldproef onderbouwt dus de waarde van bewerkte dierlijke mest!