Welke alternatieve eiwitbronnen bestaan er?
Door zijn hoge eiwitgehalte is sojaschroot een interessante aanvulling in het rantsoen. Maar soja wordt niet lokaal geproduceerd en kent volatiele prijzen. De melkvee-experten van het PROTECOW-project testten meerdere alternatieven en vonden vijf oplossingen die sojaschroot kunnen vervangen. In functie van de beschikbaarheid van de voedermiddelen en de verwachtingen van de melkveehouders uit het Vlaams-Noord-Frans en Waals grensgebied, werden vijf oplossingen weerhouden. De simulaties - op basis van praktijktests en berekeningen - tonen aan dat sojaschroot in sommige gevallen bijna volledig uit het rantsoen geschrapt kan worden, zonder negatieve gevolgen. De rentabiliteit van de bedrijven stijgt soms zelfs bij de inzet van de voorgestelde alternatieven.
Voor elk type melkveebedrijf een oplossing
PROTECOW ging aan de slag met de technische en economische cijfers van Vlaamse, Waalse en Noord-Franse melkveehouders. In die grensregio is er een grote diversiteit aan melkveebedrijven. Daarom zijn de simulaties gebaseerd op drie bedrijfstypes:
Type melkveebedrijf | Oplossing |
Bedrijf met weinig oppervlakte voor ruwvoederteelten en een hoge krachtvoederinzet als gevolg. | N°1: koolzaadschroot gebruiken in plaats van sojaschroot |
Bedrijf met een rantsoen hoofdzakelijk op basis van maïskuil. | N°2: tussenteelten met Italiaans raaigras zaaien om het aandeel gras in het teeltplan te verhogen. |
Bedrijf met een rantsoen op basis van maïs en gras, inclusief grasland. Dit laatste type is het meest vertegenwoordigd in het grensgebied. Er werden drie simulaties uitgevoerd. |
N°3: de kwaliteit van het ingekuilde gras verbeteren N°4: bedrijfseigen getoaste veldbonen gebruiken N°5: omschakelen naar biologische landbouw met behoud van een hoge melkproductie. |
1. Koolzaadschroot
Koolzaadschroot biedt twee voordelen ten opzichte van sojaschroot: de lokale productie en de lagere kostprijs. De lagere voederwaarde is een nadeel, maar dit kan je compenseren door klassiek koolzaadschroot te mengen met bestendige koolzaadschroot en een beetje gerst.
Dit alternatief is getest op een melkveebedrijf met weinig oppervlakte voor ruwvoederteelten. Zo’n type bedrijf heeft een hoge krachtvoederkost als gevolg. Ter behoud van de melkproductie werd bij deze simulatie sojaschroot volledig vervangen door een mengeling van de twee types koolzaadschroot en gerst. De technische en economische cijfers van de situatie voor en na de simulatie werden vergeleken. De PROTECOW melkvee-experten stelden vast dat het krachtvoederverbruik, de melkproductie en de netto-marge (+14%) stegen.
2. Tussenteelt met Italiaans raaigras
De introductie van tussenteelten met Italiaans raaigras (IRG) biedt twee voordelen:
- De voorraad ruwvoeders stijgt, want je verhoogt het aandeel gras in het teeltplan.
- Het krachtvoederverbruik daalt, want deze tussenteelt is rijk aan eiwitten.
Het is wel belangrijk om op het juiste moment te oogsten. Als je IRG twee keer maait, wordt de eerste herfstsnede vaak aan het jongvee gegeven omwille van de lagere voederwaarde. De tweede snede in de lente wordt ingekuild voor het melkvee.
Dit alternatief is getest op een melkveebedrijf met een rantsoen hoofdzakelijk op basis van mais: een basisrantsoen dat dus relatief weinig gras bevat. Het aandeel ruwvoeder in het jongvee- en melkveerantsoen steeg door de introductie van de tussenteelt en leidde tot een verbetering van de technische en economische resultaten. De PROTECOW melkvee-experten stelden bij deze simulatie vast dat de voederkost daalt, de melkproductie behouden wordt en de netto-marge stijgt met 4%.
3. Kwaliteit ingekuild gras verbeteren
Elk melkveebedrijf tracht de geproduceerde ruwvoeders zo goed mogelijk te valoriseren. Bij ingekuild gras bepaalt de maaidatum de energie- en eiwitwaarde. Het is dus belangrijk om op het ideale moment te oogsten.
De PROTECOW-melkvee-experten stelden een betere voederwaardering vast op een bedrijf dat zowel maïs als gras inkuilt. Het ingekuilde gras had een gemiddeld ruw eiwitgehalte van 14%. Door de maaidatum te vervroegen, zagen we in de simulatie een verhoging van 14 naar 15,7% ruw eiwit. Daardoor kon een aanzienlijke hoeveelheid eiwitcorrector uitgespaard worden, met als resultaat dat de voederkosten dalen en de nettomarge stijgt met 7%.
4. Bedrijfseigen getoaste veldbonen
Door zelf krachtvoeders te produceren, ben je minder afhankelijkheid van soja. We analyseerden de mogelijke krachtvoedereiwitteelten in Vlaanderen, Wallonië en Noord-Frankrijk en stelden vast dat veldbonen zowel een landbouwkundig als een technisch voordeel hebben. Het zijn vlinderbloemigen en ze hebben een goede eiwit-energieratio. Om ze zo goed mogelijk te benutten in het melkveerantsoen, kan je veldbonen best toasten. Dat proces zorgt voor een hoger gehalte aan darmverteerbaar eiwit ten opzichte van het onbestendige eiwit. De kostprijs voor toasten bedraagt 45 euro/ton.
Deze oplossing is getest op een melkveebedrijf dat gebruik maakt van zowel gras- als maiskuil. Bij de simulatie kon 1 kg DS getoaste veldbonen 0,6 kg DS sojaschroot én 1 kg DS gerst vervangen. Het krachtvoederverbruik en de voederkosten zijn gedaald, de nettomarge steeg met 2%.
5. Omschakelen naar biologische landbouw
Voor bio-landbouwers is het gebruik van sojaschroot problematisch, omdat biologische soja zeer duur is. Zij zijn vragende partij om het verbruik van deze eiwitbron te verlagen. Let wel: een biologische melkkoe heeft dezelfde hoeveelheid eiwit nodig om 1 l melk te produceren als een 'gangbare' koe. Het eiwit van het rantsoen op niveau houden, is mogelijk via zowel de eigen ruwvoeders als de ingezette krachtvoeders. De omschakeling naar biologische landbouw kan voor sommige traditionele melkveehouders een interessante piste bieden. Bij die omschakeling is het belangrijk een goed productieniveau te behouden voor een goede rendabiliteit van het bedrijf.
Deze oplossing is getest op een bedrijf dat mais, gras, teelten voor de industrie en granen produceert. Het teeltplan werd volledig gewijzigd: de industrieteelten en granen werden vervangen door voederteelten, zowel tussenteelten als voederbieten die nodig zijn voor het melkvee. Na de omschakelingsperiode zagen we een daling van het krachtvoederverbruik, een lagere melkproductie en een stijging van de nettomarge met 8%.
Hoe hoger het prijsverschil tussen gangbare en biologische melk is, hoe interessanter dit alternatief wordt, want dan stijgt de nettomarge. Het blijft wel een feit dat overschakelen naar bio met een beperkt verlies van melkproductie veel vakmanschap van de melkveehouder vergt. Het is een beslissing die je vooraf goed moet overwegen.