De rol van mengselkeuze voor een optimaal graslandbeheer


Als je scherper gaat bemesten zonder opbrengstverlies, dan neemt het belang van een goede mengselkeuze toe. Naast maaitijdstip en bemesting is de keuze van het mengsel ook een belangrijke parameter in een optimale graslanduitbating. Elk grastype heeft namelijk zijn eigen karakteristieken. De keuze van het grasmengsel wordt in eerste plaats bepaald door het graslandgebruik: zal er begraasd worden of zal het gras uitsluitend worden gemaaid? Zal het gras voor een korte periode of voor een langere periode blijven aanliggen? Naast gras kan de zode ook nog andere componenten zoals klavers en kruiden bevatten.
Mengsels met gras
Grasland kan bestaan uit puur gras dat meestal een mengsel van verschillende grassoorten bevat. Elk van die grassoorten hebben eigenschappen die voordelen, maar ook aandachtspunten met zich kunnen meebrengen. De belangrijke raseigenschappen zijn:
- Doorschietdatum: het moment dat de aar tevoorschijn komt
- Drogestof opbrengst
- Persistentie of standvastigheid
- Ziektegevoeligheid
- Vroegheid voorjaarsontwikkeling
- Voederwaarde
- Wintervastheid
Beweiden of uitsluitend maaien
Engels raaigras
Engels raaigras is een belangrijke grassoort in mengsels, zowel voor maaien als beweiden. De grote spreiding in doorschietdatum zorgt er namelijk voor dat er verschillende types zijn. De hooitypes zijn klassiek de vroege types. Mengsels voor uitsluitend maaien zullen vaak vroege en halflate rassen bevatten. Voor gemengd gebruik (maaien en grazen) hebben halflate (tussentypes) en late types de voorkeur. Omdat kwaliteit ook bij uitsluitend maaien primeert, kies je ook hier vaak voor deze latere types. Engels raaigras is zeer smakelijk en heeft een goede verteerbaarheid, te snel doorschieten zorgt echter voor een slechtere verteerbaarheid. Voor begrazen kan ook nog timothee, beemdlangbloem en veldbeemdgras aan het mengsel toegevoegd worden.
Voor Engels raaigras bestaat een onderscheid tussen diploïden en tetraploïden. In praktijk is het aangeraden om een combinatie van tetraploïde en diploïde rassen te zaaien.
- Tetraploïden hebben een meerwaarde als het gaat om wintervastheid, (her)groei, resistentie tegenover roest, smakelijkheid en opname. Daarnaast hebben ze ook een hogere opbrengst.
- Diploïden vormen meer spruiten, waardoor de zode meer gesloten is. Diploïden zijn ook standvastiger en hebben een hoger DS-percentage.
Italiaans raaigras en rietzwenkgras
- Italiaans raaigras daarentegen is vooral een grastype geschikt voor maaien. Het heeft een sterke jeugdgroei en een heel goede verteerbaarheid en smakelijkheid, maar het is gevoelig aan betreden en berijden. Daarom is dit ras uitermate geschikt als groenbedekker.
- Rietzwenkgras is dan weer zeer robuust naar betreding, maar heeft een iets mindere verteerbaarheid.
Van deze 3 belangrijkste grassoorten heeft rietzwenkgras het vroegste bloeitijdstip. Deze informatie is van belang als je op het juiste tijdstip wil maaien: eens het gras doorschiet, neemt de kwaliteit namelijk sterk af. Soms worden samen met het gras ook klavers en kruiden ingezaaid.
Festulolium is een kruising tussen:
- de festuca-soorten; beemdlangbloem of rietzwenkgras
- en de lolium-soorten; Engels raaigras of Italiaans raaigras.
Er zijn kruisingen die meer de eigenschappen bevatten van Engels of Italiaans raaigras en kruisingen die meer lijken op rietzwenkgras. Dit zijn de festuca-types.
Blijvend of tijdelijk grasland
Grasland wordt opgedeeld in blijvend of tijdelijk grasland.
- Tijdelijk grasland dat bedoeld is om te maaien, bevat best veel Italiaans raaigras. Wanneer het slechts 1 jaar aanligt, kan er gecombineerd worden met Westerwolds raaigras. Voor twee jaar kies je beter om het Italiaans aan te vullen met gekruist raaigras en/of festulolium.
- Voor blijvend grasland van meer dan twee jaar dat uitsluitend bedoeld is om te maaien, meng je gekruist raaigras en festulolium met Engels raaigras, beemdlangbloem, timothee, rietzwenkgras en/of kropaar. Deze grassoorten hebben elk hun doel, bijvoorbeeld het sluiten van de zode, resistentie tegen droogte of natte omstandigheden,… Wanneer het blijvend grasland bedoeld is om te begrazen, al dan niet in combinatie met af en toe een maaisnede, kunnen we Engels raaigras, timothee en beemdlangbloem in combinatie met veldbeemdgras en witte klaver gebruiken.
Een korte samenvatting van de eigenschappen per grassoort:
- Timothee: wintervast, smakelijk, overwegend maaien, ongevoelig voor kroonroest
- Beemdlangbloem: wintervast, overwegend maaien
- Veldbeemdgras: zodesluiter
- Rietzwenkgras: diepwortelend, veel massa, structuur, maaien, zowel bestand tegen droge als natte omstandigheden
- Festulolium: productie, maaien
- Kropaar: hoge opbrengst bij goede stikstofgift, schiet snel door, droogtetolerant (diepwortelend)
Op de website van ILVO kan je terugvinden wat de score is voor de verschillende kenmerken per grassoort.
Mengsel met vlinderbloemigen
Vlinderbloemigen gaan door de symbiose met Rhizobium-bacteriën stikstof fixeren uit de lucht. Op die manier kan kunstmeststikstof uitgespaard worden (100-200 kg N/ha). Daarnaast zorgt grasklaver ook voor een hogere eiwitproductie op het eigen bedrijf. In de zomer heeft gras traditioneel een groeidip, klavers halen op dat moment hun grootste productie en compenseren op die manier deze dip. Ook kruiden hebben datzelfde effect, wat te zien is in de groeicurve. Meer info vind je in de brochure.
- De ideale zaaiperiode voor vlinderbloemigen of klavers is voor 1 oktober, zodat de klaver voldoende ontwikkeld de winter kan ingaan. Het is belangrijk om te weten dat vlinderbloemigen een hogere pH van de grond vereisen om een goede N-fixatie te bekomen.
- Daarnaast is ook de kalium-bemesting een belangrijk aandachtspunt.
- De oogst van grasklaver vraagt een iets andere aanpak dan bij puur gras. Het gewas moet namelijk voorzichtiger behandeld worden om bladverliezen te voorkomen en het asgehalte in de kuil te beperken.
- Zit er rode klaver in de zode, dan is de maaihoogte een belangrijk aandachtpunt, maai nooit korter dan 7-8 cm zodat je de groeipunt niet raakt.
Vlinderbloemigen kunnen reeds aanwezig zijn in het mengsel of je kan ze zelf mengen bij een graszaadmengsel. Voor grasland dat uitsluitend beweid zal worden, is witte klaver aangewezen. Voor maaipercelen rode (+witte) klaver. De combinatie rode en witte klaver wordt aangeraden aangezien de aanwezigheid van rode klaver na 2-3 jaar gaat dalen en dan neemt de witte klaver het over. Rode klaver en luzerne zijn niet goed bestand tegen betreden en berijden. Op de kopakkers, waar dus veel gereden wordt, gaat de rode klaver (en dus ook luzerne) vaak sneller verdwijnen. Ook daarom is het toevoegen van witte klaver aangewezen.
Kruidenrijke mengsels
Kruidenrijk grasland kan bij een lagere N-bemesting gelijkaardige drogestofopbrengsten behalen als Engels raaigras en is daarnaast ook positief voor de biodiversiteit. Productieve graskruidenmengsels vergen een bijzondere aanpak. Naast vlinderbloemigen bevatten deze mengsels ook kruiden zoals wilde chicorei, smalle weegbree, duizendblad, karwij, wilde peen, kleine pimpernel,… Het gaat hier vaak om veredelde soorten, met aandacht voor droogtetolerantie en voederwaarde.
Voor de meeste van deze kruiden is de uiterste zaaidatum nog vroeger dan bij vlinderbloemigen, de optimale maand om te gaan zaaien is dus augustus. Maar ook de vochtvoorziening is een belangrijke factor voor geslaagde inzaai. Smalle weegbree en wilde chicorei vestigen en blijven makkelijkst in de zode. Zowel diepwortelende vlinderbloemigen als kruiden zoals smalle weegbree en chicorei doen het in droge omstandigheden beter dan raaigras. De grote diversiteit aan plantensoorten en wortelstructuren leidt tot een betere afwatering in de winter en beter waterhoudend vermogen in droge periodes.
Daarnaast brengen de kruiden ook heel wat mineralen aan, zo is smalle weegbree rijk aan zink en levert duizendblad veel kalium en koper. Kruiden bevatten daarnaast ook vaak meer magnesium dan gras. Chicorei zou ook een werking tegen maag- en darmwormen hebben. Afhankelijk van het groeistadium waarin de kruiden zich bevinden kan de verteerbaarheid van het gewas lager zijn. In kruidenrijk grasland is chemische onkruidbestrijding niet mogelijk, aangezien de ingezaaide kruiden ook beïnvloed zullen worden. (On)kruiden wijzen echter vaak op andere problemen in het perceel: boterbloem bijvoorbeeld wijst op een verzuurde grond, terwijl paardenbloem wijst op een tekort aan calcium.
-
Chicorei
- Tweejarig gewas
- Diepe penwortel
- Best niet op te natte gronden
- Verdraagt maaien redelijk
- Rijk aan mineralen (Cu, Zn, Se)
- Matig droge gronden
- pH tussen 5,5 en 6,0
-
Smalle weegbree
- Overblijvende plant
- Rijk aan mineralen en tannines
- Antibacteriële werking
- Groeit zowel in natte als droge gronden
- Stelt weinig eisen aan pH en bodemvruchtbaarheid
-
Karwij
- Tweejarige plant
- Zaden bevatten essentiële oliën met antibacteriële, antischimmel en insecticide eigenschappen
-
Wilde peen
- Bevat essentiële oliën
- Antibacteriële- en antischimmelwerking
-
Duizendblad
- Overblijvende plant
- Diepe wortels en dus bestand tegen droogte
- Allerlei grondsoorten
- Minder geschikt voor maaipercelen
- Kruidig tot bittere smaak
-
Pimpernel
- Penwortel
- Rijk aan vitamine E
- Smakelijk
- Moeilijk te introduceren in grasland
-
Esparcette
- Rijk aan tannines
- Onderdrukking maagdarmparasieten
- Minder methaan
- Zwaardere gronden
- Meestal te trage beginontwikkeling om zich goed te kunnen vestigen
-
Gewone rolklaver
- Rijk aan tannines
- Onderdrukking maagdarmparasieten
- Minder methaan
- Trage beginontwikkeling
- Droge zandgronden met lagere pH