Ons antwoord op dure kunstmestprijzen - deel 1: Een gezonde bodem als basis
Het oordeelkundig bemesten begint bij een gezonde en optimale bodem. Een goede algemene bodemkwaliteit en -structuur, samen met een optimale zuurtegraad zijn de basis om met een minimum aan kunstmest goede opbrengsten te halen. Maar bemesten is meer dan stikstof toedienen, ook de andere nutriënten moeten voldoende aanwezig zijn, wil men een succesvolle teelt verbouwen.
Perceel specifieke inzet van kunstmest
Een doordachte bemestingsstrategie kan al een heuse besparing op de hoeveelheid kunstmest betekenen. Een perceelspecifieke bemesting, waarbij rekening gehouden wordt met de perceelseigenschappen, vormt de basis. De voorgeschiedenis van het perceel: voorteelt, eerder toegepaste dierlijke mest, oogstresten, groenbedekker,… en het koolstofgetal hebben een belangrijke invloed op de toe te passen bemesting.
Waar mogelijk wordt een gefractioneerde bemesting toegepast. Hierbij wordt de basisbemesting verlaagd en tijdens de teelt volgens de noodzaak bijbemest op basis van een bemestingsadvies. Wanneer tijdens de teelt een N-analyse uitgevoerd wordt, krijg je een duidelijk beeld over de N-aanvoer van de opgebrachte dierlijke mest. De bijbemesting kan hierop afgestemd worden om net zoveel bij te bemesten als noodzakelijk voor die teelt op dat perceel. Lees alvast een vorig nieuwsbericht waar dit via een praktijkervaring wordt toegelicht.
Verlies vermijden
Het verlies van toegediende meststoffen is steeds te vermijden, maar in deze tijden is dit echt wel geld in het water of in de lucht. Weet dat een breedwerpige toepassing van meststoffen kan leiden tot verliezen van stikstof via vervluchtiging. Daarom ga je dierlijke mest best injecteren of kunstmest met een hoog aandeel ammonium of ureum of zo vlug mogelijk inwerken. Ook de weersomstandigheden spelen hier een rol, bij droog en schraal weer kunnen verliezen tot 20% optreden!
Meemesten en overlap bij het toedienen van meststoffen zijn op zich ook verliezen. Bijvoorbeeld wanneer kunstmest buiten de perceelsgrenzen terecht komt. Zo kan kant-af strooien de verliezen buiten het veld verminderen of voorkomen.
Maar ook het dubbel bemesten van bepaalde zones in het veld zijn te vermijden. Er is op die plaats meer bemest dan er opgenomen kan worden door de teelt. Een doordachte werkwijze zoals het correct afstellen van de strooier, het toepassen van rijenbemesting of het gebruik van sectie-afsluiting bij het vloeibaar toepassen van kunstmest, kan hier al een belangrijk antwoord zijn.
Maximaal inzetten van dierlijke mest
Niet enkel de dierlijke mest die dit jaar opgebracht wordt, maar ook de toegepaste dierlijke mest van vorig jaar zorgt nog voor een aanvoer van stikstof voor de komende teelt. Verder is de kennis van de exacte inhoud van de dierlijke mest op basis van een analyse een meerwaarde. Zo heb je zicht op de bemestende waarde van die mestsoort, want de werkelijke inhoud komt zelden overeen met de forfaitaire waarden. Bemest dus met kennis van zaken en vraag je mestanalyse aan bij het labo van Inagro: labo@inagro.be
Vaak is de P-norm de beperkende factor voor de maximale hoeveelheid dierlijke mest die opgebracht kan worden. Het gebruik van dunne fractie kan de gebruiksruimte voor stikstof volledig invullen ten opzichte van varkensdrijfmest.
Ook het gebruik van chemisch spuiwater kan mogelijkheden bieden om in te zetten als kunstmestvervanger.
Inzet van andere meststoffen
Andere meststoffen zijn meststoffen die geen kunstmest of dierlijke mest zijn. Ze kunnen net als kunstmest bovenop de dierlijke mest toegepast worden. Zo kan digestaat (niet-dierlijke oorsprong) aanvullend op dierlijke mest gebruikt worden en zorgen voor een extra aanvoer van stikstof. Je kan ook op lange termijn denken en het toepassen van compost overwegen. Hiermee breng je dit jaar maar een beperkte hoeveelheid stikstof aan, maar investeer je in de algemene bodemkwaliteit en opbouw van organisch materiaal in de bodem.