Naar half-half: mogelijkheden voor de Vlaamse eiwitgewassen
Het beleid en de maatschappij sturen aan op meer lokale Vlaamse eiwitgewassen. De stijgende vraag naar plantaardige eiwitten, de ecoregeling voor eenjarige eiwitteelten, en ecologische voordelen en economische opportuniteiten maken deze teelt aantrekkelijk. Het Vlaamse Landbouwbeleid schuift een eiwitverhouding van 50:50 (dierlijk/plantaardig) tegen 2030 naar voor, terwijl momenteel ruim 60% van de eiwitten in het Belgische consumptiepatroon van dierlijke oorsprong is. Door bewustwording en acties zoals 'Week van de Smaak: half half - kies de helft van de tijd voor een plantaardige maaltijd', stijgt de vraag naar plantaardige eiwitten, en ook akkerbouwers zoeken naar nieuwe teelten. Het lijkt een perfecte match, maar toch verloopt de overstap traag door verschillende uitdagingen.
Bij Inagro volgen we de ontwikkelingen op de voet en participeren we in heel wat projecten waarin mogelijkheden worden onderzocht, zowel op agronomisch als op economisch vlak binnen de bio- en gangbare landbouw.
- Zo zijn we partner in het Leg-O project, waarbij de voordelen van strokenteelt voor de teelt van plantaardige eiwitten worden onderzocht, evenals wat er nodig is om tot een stabielere opbrengst en kwaliteit te komen bij drooggeoogste peulvruchten.
- Binnen Peapact wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een lokale eiwitketen voor gele erwt in de gangbare teelt.
- Het project Tweespan werkt op een parallel traject voor gele erwt in de biologische teelt.
- LocoSoy richttte zich op biologische sojaproductie in Vlaanderen.
- Het Europese project Diverimpacts was een ietwat atypisch project, maar daarom niet minder relevant. Het uitgangspunt van Diverimpacts was dat ‘diversificatie’ ecologische meerwaarde heeft, maar in de praktijk moeilijk ingang vindt. In een Vlaamse casestudie onderzocht Inagro drie lokale initiatieven binnen de biologische graan- en eiwitketen.
Vanuit deze projecten heeft Inagro een goed beeld van de uitdagingen en de knelpunten aan telerszijde om met eiwitgewassen aan de slag te gaan.
Eiwitgewassen hebben wisselende opbrengst en kwaliteit
Zowel op vlak van opbrengst als op vlak van kwaliteit scoren eiwitgewassen minder stabiel dan andere teelten. Via onderzoek, veredeling en ervaring in de praktijk wordt hierin vooruitgang gemaakt.
- Zo wordt bij soja veel verwacht van rassen met een kortere groeiduur.
- In de buurlanden en in Vlaanderen (o.a. ILVO) start de veredeling van erwten, veldbonen en lupines opnieuw op en verschijnen er nieuwe rassen met onder andere een betere ziekteresistentie.
Toch blijven we een grote impact zien van de weersomstandigheden op de groei, de bloei, de peulvulling en de afrijping. Zowat elke groeifase heeft specifieke en kritieke randvoorwaarden. Afhankelijk van de teelt en de groeifase zijn weersextremen (droogte, hitte, natte, koude nachten,… ) vaak nefast. Zo is de oogst van kikkererwten de voorbije twee jaar grotendeels mislukt. Een variabele oogst en kwaliteit bemoeilijken de ontwikkeling van een lokale eiwitketen en houden financiële risico’s in voor de landbouwer.
Foto: Kikkererwten blijken alsnog risicovol in ons wisselend klimaat. Op 10 juli 2023 stonden de kikkererwten bij bioteler Karel Dewaele er prachtig bij. Door de natte augustus maand ging de oogst nagenoeg volledig verloren.
Na de oogst volgen meer uitdagingen
Kleine arealen en pilootprojecten leveren vaak beperkte volumes op, meestal slechts enkele tonnen, terwijl de keten momenteel vooral is afgestemd op grootschalige bulk. Na de oogst zijn soms nog extra stappen nodig zoals drogen, het apart opslaan en sorteren van kleine loten. Voor deze stappen ontbreekt het in Vlaanderen vaak aan geschikte faciliteiten en ervaring. Het transport naar bestaande faciliteiten is bovendien ook duur voor deze kleine hoeveelheden.
Daarnaast vereisen ruwe erwten of bonen soms nog een extra bewerkingsstap voordat ze geschikt zijn voor verdere verwerking tot voedingsproducten. Pellen is zo'n mogelijke noodzakelijke tussenstap. Geleidelijk aan kunnen een aantal spelers geïdentificeerd worden die hier wel voor open staan, maar dit vergt specifieke uitrusting, kennis en ervaring.
In sommige gevallen worden de eiwitten uit erwten of bonen geëxtraheerd en verder bewerkt voordat ze in de voedingsindustrie worden gebruikt. Dit vereist grootschalige industrieën. Cosun, Cosucra, Herba en Arvesta zijn enkele Belgische bedrijven actief in dit veld, maar zij hebben vaak grote volumes nodig om hun processen rendabel te maken en beschouwen 'Europa' doorgaans als hun 'lokale' markt.
Vlaamse teelt en verwerking brengt meerkosten met zich mee t.o.v. mondiale bulk
Als we kijken naar mogelijke afzetkanalen, dan merken we dat er voornamelijk potentieel is binnen lokale ketens voor humane voeding. Er wordt al vaak interesse getoond vanuit de voedingsindustrie, waar het belang van lokale sourcing toeneemt.
Toch blijft bij de tussenschakels prijs vaak doorslaggevend bij de keuze om met lokale grondstoffen te werken. Vlaamse teelt is op dit moment duurder dan de wereldmarkt of andere Europese regio's. Dit komt onder andere door dure grondprijzen, hoge loonkosten, kleinere schaal en het klimaat. Kostprijs blijft ook een terugkerend aandachtspunt in diverse projecten.
Het is evident dat landbouwers de rentabiliteit van eiwitgewassen vergelijken met andere gewassen, zoals graan of akkerbouwmatige industriegroenten, om te bepalen of ze bijdragen aan de winstgevendheid van hun bedrijf. Kleinschalige verwerkers geven ook aan dat zij onvoldoende beleidssteun ervaren in hun transitie naar meer lokale plantaardige eiwitten. Naast de innovatiekosten moeten zij vaak ook productie voorfinancieren zonder zekerheid over de afname van hun eindproduct door de retail of consumenten.
Al deze factoren plaatsen onze regio in een positie waar traditionele economische modellen niet geschikt blijken voor lokale eiwitketens en we doorheen de keten moeten nadenken over nieuwe samenwerkingsvormen.
Van eerlijke prijs naar wederzijds eerlijke relaties
Er is dialoog en openheid nodig rond uitdagingen en opportuniteiten tussen ketenactoren, inclusief retail, catering en consumenten, om de kans op inzicht en begrip voor elkaar, en dus eerlijke samenwerking te vergroten.
Binnen de context van de Vlaamse eiwitteelten zal het belangrijk zijn om tot een prijsmechanisme te komen dat gebaseerd is op gedeelde waarden van de verschillende ketenpartners, zodat het risico voor landbouwers en andere schakels evenwichtig wordt meegenomen. Professor Philippe Baret van de Universiteit van Louvain la Neuve ontwikkelde in het Diverimpacts-project een praktisch kader om het gesprek over deze ‘eerlijke’ samenwerking vorm te geven, met 14 criteria verdeeld over drie thema’s:
- productie en marktgerichte criteria (welke prijs),
- ketengerichte criteria (wie investeert? Hoe worden risico’s verdeeld,…) en
- relationele criteria (transparantie, engagement, wie beslist,…).
Samen de transitie trekken
De gedeelde waardes binnen de keten en een gezamenlijke spreekbuis voor de volledige keten, moeten toelaten om producten met een visie op de markt te brengen, waarbij vanuit de consument bereidheid is om iets extra te betalen. Dit zal een vereiste zijn gezien de relatief risicovolle productieomstandigheden.
Fairtrade
Fairtrade is een mooi voorbeeld van zo’n systeem dat handel stimuleert met oog voor meer rechtvaardigheid, respect en gelijkheid. Het bevordert duurzame partnerschappen en draagt bij aan evenwichtigere verhoudingen tussen actoren in de waardeketen.
Jamael food group
Een ander inspirerend voorbeeld uit Nederland is Jamael Food Group, die zich profileert als duurzame partner bij de productie en ontwikkeling van houdbare plantaardige voeding. Hun missie is om een gezond voedselsysteem te creëren van land tot klant. Een onderdeel daarvan is een eerlijke vergoeding voor iedereen.
Willen we in Vlaanderen evolueren naar een lokaal verhaal rond eiwitgewassen, dan zal dus ook goodwill nodig zijn van andere schakels in de keten en van de consument. Retail en beleid moeten hier prioritair op inzetten.