Alternatieven voor chemische bodemontsmetting en effect van BCO's
Recent eindigde het VLAIO-project ALTCHEM, dat zich richtte op het vinden van duurzame alternatieven voor chemische bodemontsmetting en het ontwikkelen van monitoringstechnieken voor biologische controle-organismen (BCO's) in de bodem. Inagro testte verschillende methoden op diverse gronden en gewassen, waarbij de focus lag op het optimaliseren van BCO's. Hoewel het project waardevolle data opleverde, bleef de verwachte werking van de BCO’s uit. Verder onderzoek naar de interactie tussen bodemomstandigheden en biologische bestrijdingsmiddelen is dus nodig.
Methoden getest op verschillende gronden
De methoden en technieken werden getest bij verschillende gewassen en hun bijhorende pathogenen:
- kropsla - Rhizoctonia solani (zwartrot)
- veldsla - Pythium sylvaticum (vergelingsziekte)
- grondwitloof - Sclerotinia sclerotiorum (rattenkeutelziekte)
In de veldproeven keken we ook naar de werking op de van nature aanwezige pathogenen zoals Botrytis cinerea (grauwe schimmel), Phytophthora cryptogea (bruin penrot) , en Fusarium oxysporum f.sp. lactucae (Fol) (verwerkingsziekte).
Alternatieve bodemontsmettingen getest
Stomen levert vaak goede resultaten op naar ziektebeheersing, maar is zeer energieverslindend, weinig selectief en is economisch niet altijd interessant. Andere manieren zoals anaerobe bodemontsmetting (ABO) en biofumigatie zijn minder belastend voor het milieu, maar ze hebben elk hun aandachtspunten, zoals mogelijke sterke stikstofvrijstelling in de volgteelten en sterke beïnvloeding van de bodem op de werking.
Per techniek verzamelden we informatie rond de toepassing, werking, voor- en nadelen. Er werd ook een levenscyclusanalyse (LCA) uitgevoerd door het ILVO op basis van de data verkregen binnen het project.
Monitoring BCO's
Binnen dit project keken we naar:
-
twee middelen gebaseerd op Trichoderma’s
-
één gebaseerd op Pythium oligandrum.
De producten werden toegepast in een groot aantal proeven op diverse locaties bij telers en proefcentra waardoor veel data bekomen werd met een grote verscheidenheid in gronden en gewassen.
ILVO heeft in samenwerking met de producenten qPCR technieken ontwikkeld om:
-
de BCO concentratie in de grond te detecteren
-
de BCO concentratie op de wortels de detecteren
Hierdoor was het mogelijk om de BCO-concentratie op te volgen gedurende de teelt en in verschillende volgteelten.
Doordat de drie BCO’s een andere monitoringsmethode hebben voor detectie in grond is het niet mogelijk om de geanalyseerde waarden van de verschillende BCO’s onderling te vergelijken.
Werking BCO's kon niet aangetoond worden
Uit de resultaten van het onderzoek konden we volgende concluderen:
-
De toegepaste BCO’s werden steeds teruggevonden in de grond, zowel na een recente als na een toepassing in een ver verleden. Zelfs na uitvoering van bodemontsmettingsmethoden bleken ze nog steeds aanwezig.
-
De reactie in de tijd en na verschillende volgteelten was niet eenduidig.
Bepaalde dalingen konden niet verklaard worden. Achtereenvolgende toepassingen leidden niet steeds tot een duidelijke stijging van de concentratie in de bodem. -
Geen correlatie tussen concentratie in de grond en op de wortels.
Een hoge concentratie van BCO in de grond leidde met andere woorden niet altijd tot een goede kolonisatie van de wortel.
-
Geen impact op de waargenomen ziekte-symptomen.
Doordat we geen werking gezien hebben van de BCO’s kunnen we geen correlatie leggen met de analyseresultaten in de grond en/of wortels. Hierdoor is het niet mogelijk om adviezen te formuleren naar na te streven concentraties.
Waarom geen werking BCO's?
Het is nog niet helemaal duidelijk waarom we in geen enkele proef een werking van de BCO's hebben waargenomen. Proeven in de literatuur tonen aan dat gunstige effecten van de betreffende BCO’s terug te vinden zijn, maar deze zijn veelal uitgevoerd in substraten. Het is echter duidelijk dat de resultaten niet één op één over te dragen zijn naar teelten in volle grond.
Het aanwezige microbioom of fysico-chemische eigenschappen van de bodem zullen hoogstwaarschijnlijk een grote rol spelen in hoe deze ingebrachte micro-organismen zich kunnen ontwikkelen in de bodem. Meer onderzoek hierrond is dus duidelijk nodig om de meerwaarde van deze producten in een grondteelt aan te tonen.