Stomen van de grond

Duurzame alternatieven voor chemische bodemontsmetting

ALTCHEM

Het pr​oject heeft als hoofddoel een effectief, rendabel en duurzaam alternatief te vinden voor chemische bodemontsmetting. Dit alternatief beoogt het reduceren van de populatie aan schadelijke bodemorganismen zodat de teelt van kropsla, veldsla en witloof in de grond de volgende jaren nog rendabel kan blijven. Zowel fysico-chemische als microbiële technieken worden hiervoor onderzocht. Een tweede projectdoel is het duurzaam maken van dit ontsmettingsresultaat door het inbrengen en stimuleren van gunstige micro-organismen (of BCO’s). ​

Project info

Project info

Project type

VLAIO-LA

Startdatum

01/06/2020

Einddatum

31/05/2024

Het voorliggend project beoogt de introductie in Vlaanderen van niet-chemische technieken voor bodemontsmetting die reeds in het buitenland worden toegepast, maar nog aanpassing vragen voor de Vlaamse omstandigheden, zoals de milieuwetgeving en het eigen klimaat. Voor alle maatregelen ter bestrijding van bodemziekten is niet alleen hun doeltreffendheid op korte termijn van belang, maar ook hun algemene werkzaamheid gedurende de hele teeltperiode en zelfs daarna. Dit heeft tot gevolg dat lange termijn-experimenten van essentieel belang zijn om de werking van de alternatieve methoden goed te kunnen beoordelen.

Daarnaast wordt gepoogd de toepassing van biocontrole organismen (BCO’s), of m.a.w. de biologische bestrijding met micro-organismen, te optimaliseren. Hoewel de toepassing hiervan in Vlaanderen reeds wat toeneemt, bestaat bij de telers toch enige argwaan tegenover de efficiëntie ervan wegens de vaak wisselende resultaten qua ziektebestrijding. Betere richtlijnen voor een optimale toepassing moeten het resultaat van BCO-inzet meer standvastig maken, zodat bij de telers meer vertrouwen ontstaat. Het project zal ook duidelijk uitmaken tegen welke pathogenen elk van de geteste BCO’s een substantiële werking heeft. Tevens zal het project een methodiek uitwerken voor de opvolging (monitoring) van de ontwikkeling van ingezette BCO’s. Deze methodiek zal door de meewerkende praktijkcentra en ILVO worden aangeboden als dienstverlening, en moet de telers toelaten snel vast te stellen of een bepaald BCO in hun bodem wel aanslaat, of m.a.w. of de toepassing zinvol is. Opdat de gunstig bevonden BCO’s korte tijd na afloop van het project voor telers beschikbaar zouden zijn, wordt aan de inbrengende producenten de intentie gevraagd tot indienen van een aanvraag tot erkenning.

Voor het stomen tenslotte poogt het project mogelijkheden aan te reiken om de ecologische voetafdruk te verminderen, en de toepassing goedkoper te maken. Meer concreet wordt nagegaan of stoomproductie mogelijk is met milieuvriendelijke energiebronnen, en wordt met een werkgroep hiertoe een pad uitgewerkt.

Resultaten
Alternatieven voor chemische bodemontsmetting
 
Stomen levert vaak goede resultaten op naar ziektebeheersing, maar is zeer energieverslindend, weinig selectief en is economisch niet altijd interessant. Andere manieren zoals anaerobe bodemontsmetting (ABO) en biofumigatie zijn minder belastend voor het milieu, maar ze hebben elk hun aandachtspunten, zoals mogelijke sterke stikstofvrijstelling in de volgteelten en sterke beïnvloeding van de bodem op de werking.
 
Wisselende resultaten met biofumigatie als beloftevol bodemontsmettingsalternatief in de praktijk vroegen om bijkomende testen. Hieruit bleek dat de bodemsamenstelling (o.a. de hoeveelheid organische stof en stikstof) maar ook het aanwezige bodemleven een grote impact heeft op het resultaat van het biofumigatieproces. Bovendien bleken niet alle pathogenen even sterk beïnvloed door deze methode. Zo bleken er bijvoorbeeld grote verschillen te zijn tussen de reactie van verschillende anastomose groepen van Rhizoctonia solani. Dat alles heeft tot gevolg dat deze methode voor sommige telers een optie zou kunnen zijn die heel goed werkt, terwijl de werking bij andere telers teleurstellend zal zijn. Een vooronderzoek om de slaagkansen van een biofumigatie in te schatten is aanbevolen. Meer onderzoek en een erkenning van de toepassing van het gedroogd materiaal is nodig om deze techniek een kans te kunnen geven.

 

Monitoring van BCO’s is mogelijk, maar verdere verfijning is nodig
 
Tijdens het project werd ook onderzoek verricht naar de werking en de monitoring van biologische controle-organismen (BCO’s) die ook een erkenning hebben als gewasbeschermingsmiddel. Binnen dit project hebben we gekeken naar twee midden gebaseerd op Trichoderma’s en één gebaseerd op Pythium oligandrum. De producten werden toegepast in een groot aantal proeven op diverse locaties bij telers en proefcentra waardoor veel data verkregen werden met een grote verscheidenheid in gronden en gewassen.
 
ILVO heeft in samenwerking met de producenten qPCR-technieken ontwikkeld om de BCO-concentratie in de grond en op de plantenwortels te detecteren. Hierdoor werd het mogelijk om de BCO-concentratie op te volgen gedurende de teelt en in verschillende volgteelten. Doordat de drie BCO’s een andere monitoringsmethode hebben voor detectie in grond, is het niet mogelijk om de geanalyseerde waarden van de verschillende BCO’s onderling te vergelijken.
BCO’s bieden voorlopig onvoldoende werking in grondteelten
 
Uit de vele analyses blijkt dat de toegepaste BCO’s met de ontwikkelde monitoringsmethode kunnen worden aangetoond in de grond, zowel na een recente toepassing als na een toepassing in een ver verleden. Zelfs na uitvoering van een bodemontsmetting bleken ze nog steeds aanwezig. Dit wil zeggen dat zelfs na een chemische bodemontsmetting of stomen de ingebrachte micro-organismen niet volledig waren afgedood.
 
De reactie in de tijd en na verschillende volgteelten was echter niet zo eenduidig. Soms waren dalingen te zien in de concentratie die niet direct konden worden verklaard. Ook leidden achtereenvolgende toepassingen niet steeds tot een duidelijke stijging van de concentratie in de bodem.
 
Tussen de hoeveelheden die werden teruggevonden in de grond en deze op de wortel was ook geen correlatie te zien. Een hoge concentratie van BCO in de grond leidde met andere woorden niet altijd tot een goede kolonisatie van de wortel. Terwijl voor de werking van de geteste BCO’s een goede kolonisatie van de wortels gewenst is.
 
Jammer genoeg konden we binnen het project in geen enkele proef een significante werking aantonen van de geteste BCO’s tegen de in de grond aanwezige pathogenen. De ziektesymptomen op de planten waren met andere woorden niet minder dan bij de controle.
 
Doordat we geen werking gezien hebben van de BCO’s kunnen we geen correlatie leggen met de analyseresultaten in de grond en/of de wortels. Hierdoor is het niet mogelijk om adviezen te formuleren voor wat betreft na te streven concentraties.
 
In de literatuur zijn gunstige effecten van de betreffende BCO’s terug te vinden, maar de proeven zijn veelal uitgevoerd in substraten. Het is duidelijk dat de resultaten niet één op één over te dragen zijn naar teelten in vollegrond. Het aanwezige microbioom of de fysico-chemische eigenschappen van de bodem zullen hoogstwaarschijnlijk een grote rol spelen in hoe deze ingebrachte micro-organismen zich kunnen ontwikkelen in de bodem. Meer onderzoek is nodig om de meerwaarde van deze producten in een grondteelt aan te tonen.
cofinancierders

Partners

Financiers

VLAIO

Wekelijks onafhankelijk nieuws en persoonlijke uitnodigingen in je mailbox. Op jouw maat.