Gefaseerd maaibeheer van luzerne ondersteunt bijen in het landbouwlandschap
Rond "de frontzate" in West-Vlaanderen komt een soort hommel voor die elders in Vlaanderen bijna niet (meer) te vinden is (rode lijst status: 'kwetsbaar'). Toevallig is het ook een soort die omwille van zijn lange tong een zeer efficiënte bestuiver van veldbonen zou kunnen zijn: de grashommel (Bombus ruderarius). Het is dus een soort waarin het landbouwkundige en het verhaal rond natuurherstel duidelijk samenkomen.
In het project “BEESPOKE” worden er daarom maatregelen uitgetest en opgevolgd om de grashommel te ondersteunen in het gebied rondom de Frontzate. VLM ging aan de slag om samen met de lokale landbouwers speciaal samengestelde bloemenmengsels (met een groot aandeel vlinderbloemige soorten) in te zaaien op akkerranden. Inagro daarentegen legde samen met een lokale landbouwer een proef aan in een teelt die normaal steeds gemaaid wordt op het moment dat er beginnende bloei in komt, maar die bloeiend wel heel veel potentieel heeft in functie van bijen in het algemeen: Luzerne.
Luzerne is gekend als een soort die graag bezocht wordt door grashommels. Door op een deel van een perceel luzerne een gefaseerd maaibeheer toe te passen, waarbij er telkens een strook niet gemaaid wordt (bij elke maaibeurt een andere strook), is er het hele seizoen lang bloeiende luzerne aanwezig in het perceel waar de bijen van kunnen profiteren. Inagro volgde met gewasstaalnames en voederwaardeanalyses het effect hiervan op, op de totale oogst van het jaar (analyses op vers materiaal, omgerekend naar waarden van ingekuild materiaal).
Natuur.Studie monitorde de aanwezige soorten bijen en trof daarbij naast de algemenere soorten hommels ook grashommels en andere, minder algemene bijensoorten aan, zoals de klaverdikpoot (Melitta leporina) en de donkere klaverzandbij (Andrena labialis).
In het maaiplan (4 snedes per jaar) bleef er bij de eerste 3 maaibeurten telkens een gang ongemaaid (bij elke snede een andere gang). Op jaarbasis blijft er dus, op de het deel van het perceel dat volgens het gefaseerde maaibeheer gemaaid wordt, 25% van de oppervlakte ongemaaid (4 snedes van 3 gangen maakt 12 oogstbare gangen gedurende het seizoen. Omwille van het gefaseerde maaibeheer wordt er 3 keer 1 gang niet geoogst. 3 gangen op 12, of dus 25%).
Verrassend genoeg vonden we aan de hand van de voederwaardeanalyses op de totale oogst van het hele jaar een reductie van slechts 7% op de voederwaarde van de oogst. Mogelijks valt dit deels te verklaren doordat de ongemaaide stroken een veel hogere biomassa opleverden bij de daarop volgende snede, die ondanks het meer houterige karakter van het gewas een deel van de misoogst compenseerde. Bovendien lijkt het alsof de strook ook bij de daaropvolgende maaibeurten nog beter presteert dan de referenties. Belangrijk om op te merken dat deze resultaten bekomen zijn uit een proef die maar op 1 perceel plaatsvond, gedurende 1 jaar.
Meer info? Lees het rapport.