Effecten van agronatuurmaatregelen op biodiversiteit: resultaten van drie jaar monitoring
Op de proefvelden van Inagro wordt er sinds een aantal jaar een perceel beheerd dat inzet op het ondersteunen van functionele agrobiodiversiteit. Dit veld van 1,3 hectare is ontworpen om een veerkrachtige landbouwomgeving te creëren die ecosysteemdiensten zoals bestuiving en natuurlijke plaagbestrijding bevorderen. Na een aantal jaren waarin het perceel steeds verder vorm kreeg, wordt die biodiversiteit sinds 2021 gemonitord in de verschillende aanwezige habitats.
Het perceel
Op het perceel werden er een aantal agronatuurmaatregelen aangelegd, waaronder een keverbank, meerjarige gras-bloemenstroken en gemengde heggen. Elk van deze habitats biedt unieke voordelen voor de biodiversiteit en de ondersteuning van nuttige ongewervelden.
Centraal in het perceel liggen er 2 blokken bouwland waarop gewassen geteeld worden, omgeven door de semi-natuurlijke habitats.
Hoe monitoren we de biodiversiteit?
Gegevens over de aanwezige biodiversiteit worden verzameld aan de hand van een aantal methoden:
1. Bodemincubatie
Tijdens de wintermaanden worden er bodemstalen uitgegraven. Door de dieren op te vangen die ontluiken uit deze bodemstalen krijgen we een zicht op welke bodems van de verschillende habitats er effectief gebruikt worden als overwinteringsplek door verschillende groepen natuurlijke vijanden.
2. Potvallen
Potvallen geven een indicatie van de activiteit van verschillende groepen natuurlijke vijanden die zich over het bodemoppervlak voortbewegen tijdens het teeltseizoen.
De vallen bevatten geen lokmiddelen en dus geeft de inhoud van een val een representatief beeld van de normale activiteit van de groepen ongewervelden op de vanglocatie. De potvallen worden telkens rond midden mei en midden september opgesteld voor ongeveer 72 uur.
3. Venstervallen
Venstervallen geven een beeld van de activiteit van verschillende groepen natuurlijke vijanden die zich via de lucht voortbewegen tijdens het teeltseizoen. De vallen werden zo gemaakt dat ze zo weinig mogelijk aantrekkingskracht hebben, en de inhoud van de vallen dus een beeld geeft van wat er zich effectief op die locatie door de lucht voortbeweegt (zonder extra dieren aan te trekken van verder in de omgeving). De venstervallen worden telkens rond midden mei en midden september opgesteld voor ongeveer 72 uur.
4. LED-emmers
Met deze val is het mogelijk om de aanwezige nachtvlinders te monitoren. De val werd ontwikkeld door De Vlinderstichting in Nederland.
De LED-emmer maakt gebruik van een vrij zwakke UV-lamp waardoor de aantrekkingskracht van de val beperkt blijft en er dus toch op een vrij kleine ruimtelijke schaal gemeten kan worden. De LED-emmers worden van april tot en met september 2x per maand 1 nacht opgesteld.
Resultaten
Het onderzoek is te kleinschalig en de variatie binnen de groepen blijkt doorgaans te groot waardoor het niet mogelijk is om harde conclusies te trekken, maar toch lijken er enkele interessante patronen aanwezig te zijn in de verzamelde gegevens.
Hou er rekening mee dat de meerjarige bloemenstrook en de haag smalle stroken zijn die vlak naast elkaar liggen -een opstelling die omwille van haar complementariteit aangeraden wordt-. De beide habitats kunnen dus maar moeilijk los van elkaar gezien worden, zeker voor vliegende ongewervelden in de venstervallen en de LED-emmers. Ook de inhoud die we aantreffen in de venstervallen op de keverbank wordt wellicht beïnvloed door het aanpalende bouwland aangezien de keverbank tussen 2 blokken bouwland gekneld ligt en ongewervelden die we in de venstervallen aantreffen vaak erg mobiele soortsgroepen zijn.
1. Bodemincubatie
ongewervelden verkiezen KEVERBANK en gemengde haag voor overwintering in bodem
Wat betreft het aantal overwinterende ongewervelden, lijken de keverbank (Bb) en de gemengde haag (He) beter te presteren dan het bouwland (FiNBA) en de meerjarige gras-bloemenstrook (Fs).Het aantal individuen uit het bouwland is bovendien bij alle groepen invertebraten lager dan uit de drie semi-natuurlijke habitats. De resultaten uit onze studie lijken de meerwaarde van een keverbank ten opzichte van een “gewone” meerjarige graskruidenstrook als overwinteringshabitat te bevestigen.
De aantallen fluctueren sterk tussen de verschillende jaren. Na 3 jaar lijkt er geen algemene toename of afname te zijn in het aantal overwinterende ongewervelden op het perceel als geheel. Net omwille van de hoge mate van variatie die veroorzaakt wordt door verschillen tussen opeenvolgende jaren is 3 jaar een te korte tijdsspanne om trends in veranderingen op populatieniveau te kunnen zien.
-
Tabel met gedetailleerde cijfers
Kleurschalen en significantieletters enkel vergelijken tussen de habitats/jaren binnen eenzelfde soortsgroep.
2. Potvallen
Haag en meerjarige gras-bloemenstrook kennen grootste Activiteit van ongewervelden op het bodemoppervlak tijdens het teeltseizoen
Bij het bekijken van de gegevens van de potvallen blijken de haag (He) en de meerjarige gras-bloemenstrook (Fs) beter te presteren dan het bouwland (FiNBA) en de keverbank (Bb), behalve voor de loopkevers: deze worden ook in grotere aantallen in het bouwland gevonden.
De combinatie met de resultaten uit de bodemincubatie lijkt dus een beweging van individuen vanuit de keverbank naar het bouwland na de winter te suggereren. Dit lijkt opnieuw de theorie achter het functioneren van een keverbank, en de meerwaarde ten opzichte van een “gewone” meerjarige gras-bloemenstrook te bevestigen, maar harde conclusies zijn -zeker hier- voorbarig.
Daarnaast fluctueert het aantal aangetroffen individuen in de potvallen sterk tussen de jaren, maar de richting van verandering is niet gelijk voor de verschillende soortengroepen. Er zijn in elk jaar een aantal groepen natuurlijke vijanden die het wel goed doen.
-
Tabel met gedetailleerde cijfers
Kleurschalen en significantieletters enkel vergelijken tussen de habitats/jaren binnen eenzelfde soortsgroep.
3. Venstervallen
Activiteit van ongewervelden in de lucht, tijdens het teeltseizoen
De vergelijking tussen habitats steunt op data van slecht 1 jaar (2023).
De vergelijking tussen de jaren steunt op data van slechts 1 habitat (FiNBA).
- Adulte kortschildkevers in de venstervallen vertonen een vergelijkbaar patroon als de loopkevers in de potvallen, in vergelijking met de situatie in de winter: tijdens het teeltseizoen worden er meer kortschildkevers aangetroffen in het bouwland dan de keverbank, terwijl dit in de winter (bodemincubatie) andersom is. Het lijkt er dus op dat ook kortschildkevers zich na de winter vanuit de keverbank richting het bouwland bewegen.
- Daarnaast worden er meer sluipwespen gevangen in bloemrijkere habitats (keverbank en meerjarige gras-bloemenrand+gemengde heg).
- In tegenstelling tot de data van de bodemincubaties en de potvallen lijkt er in de data van de venstervallen wel een toename in aantal individuen op te merken:
- het totale aantal gevangen kortschildkevers neemt behoorlijk dramatisch toe met een gemiddelde jaarlijkse toename van ongeveer 240%.
- het totale aantal sluipwespen neemt met ongeveer 30% per jaar toe.
- Merk op: dit gaat over een relatief beperkte tijdsspanne (3 jaar), en slechts in 1 van de habitats (FiNBA), dus kunnen we nog niet met zekerheid spreken over een structurele toename op perceelsniveau. Bovendien beschikten we maar over 2 vallen per vangstlocatie, waardoor het niet mogelijk is om de gegevens statistisch te verwerken.
-
Tabel met gedetailleerde cijfers
4. LED-emmers
Soortenrijkdom van nachtvlinders grootst in bloemenstrook en haag
Uit de gegevens van de nachtvlindermonitoring in 2023 blijkt dat er veel meer individuen en soorten nachtvlinders worden gevangen in de bloemenstrook en haag in vergelijking met het bouwland.
- 30 soorten van in totaal 75 soorten zijn uniek voor de bloemenstrook en heg.
- slechts 14 soorten zijn uniek voor het bouwland.
Algemene conclusies
Hoewel het onderzoek te kleinschalig en van korte duur is om harde conclusies te trekken, tonen de resultaten een aantal interessante patronen:
- Een keverbank biedt een duidelijke meerwaarde als overwinteringshabitat voor functionele agrobiodiversiteit.
- Er lijkt een seizoensbeweging te zijn van loopkevers en kortschildkevers tussen de keverbank en het bouwland.
- De grote variatie in aantal individuen tussen de verschillende jaren en de verschillende groepen ongewervelden in de bodemincubatie in de potvallen benadrukt het belang van diversiteit: ondersteun zoveel mogelijk verschillende groepen met dezelfde functie, zodat er onder alle omstandigheden groepen zijn die goed presteren.
- De aantallen kortschildkevers en sluipwespen nemen toe over de jaren, waarbij kortschildkevers de voorkeur geven aan bouwland en sluipwespen aan bloemrijke habitats.
- In de bloemenstrook en haag worden er meer soorten nachtvlinders gevangen dan in het bouwland.