Een bloemenrand: bron van plagen of van natuurlijke vijanden?
Door toepassing van een moleculaire techniek waarmee we het gedrag van insecten in het veld konden volgen, kwamen we tot nuttige en hoopgevende inzichten.
Waarom zoeken we naar een methode om de bewegingen van insecten vast te kunnen leggen?
Verschillende oorzaken leiden ertoe dat er gezocht wordt naar alternatieve manieren om gewassen te beschermen tegen plaaginsecten. Een mogelijke benadering is om binnen een aangepaste teeltsysteem gebruik te maken van bloemenranden om natuurlijke vijanden van plagen aan te trekken en te ondersteunen.
Een belangrijke voorwaarde om dit onderzoek te kunnen uitvoeren, is dat we het gedrag van insecten in het veld kunnen vastleggen. Zo kunnen we het functioneren van een dergelijk teeltsysteem objectief beoordelen. Na het vinden en valideren van een veelbelovende methode, die zelf geen invloed heeft op het gedrag van insecten, gingen we ermee aan de slag in een casestudie in aardbeien op goten. Aangezien er in de conventionele teelt resistentieproblemen optreden van bladluizen tegen de beschikbare insecticiden focuste de studie zich op bewegingen van gevleugelde bladluizen en een groep van hun natuurlijke vijanden (sluipwespen, Braconidae) van de bloemenrand naar het perceel.
De techniek in een notendop
De bloemenrand wordt overgoten met een oplossing die Rubidium bevat. Dit is een chemisch element dat in lage concentraties in ieder levend wezen te vinden is. Deze stof wordt opgenomen en ingebouwd in het plantenweefsel waardoor de concentratie van de stof er sterk verhoogt. Via deze weg komt het element ook in de nectar en pollen van de planten terecht. Insecten die zich vervolgens voeden in de bloemenrand, bv. sluipwespen die zich voeden met nectar, of bladluizen die zich voeden met plantensappen, bouwen de stof op hun beurt in hun weefsel in waardoor de concentratie ook in deze insecten sterk stijgt (zonder gevolgen voor het organisme).
Nadien worden er insecten in het perceel gevangen en kan de concentratie van Rubidium in de individuele insecten bepaald worden. Als die concentratie statistisch aantoonbaar verhoogt is, kan er dus met zekerheid gezegd worden dat het individu zich voedde in de bloemenrand (of er aanwezig was toen de stof er werd toegediend).
Wat hebben we bijgeleerd tijdens het reeds afgelegde traject? En is dat goed nieuws?
Na afloop van de studie konden we deze conclusies trekken:
- Met de Rubidium-methode kan het gedrag van insecten effectief gevolgd worden in het veld, op het niveau van individuele insecten, en het labo van Inagro is in staat om deze analyses uit te voeren.
- Tijdens de vijf weken durende bemonstering werd een beperkte beweging aangetoond van gevleugelde bladluizen vanuit de bloemstrook naar het gewas, en dan bijna uitsluitend naar de uiterste rand (op 1m) van het veld: op 7m in het perceel bleek er nog slechts 1 individu (van de 8 aangetroffen individuen) positief voor de stof, en verder in het perceel bleek er zelfs geen enkele gevleugelde bladluis nog te herleiden tot de bloemenrand.
- Op eender welke afstand in het gewas werden er sluipwespen (Braconidae) vastgesteld die aantoonbaar gebruik maakten van de bloemenrand. Van sluipwespen die zich met een suikerbron kunnen voeden is gekend dat ze langer leven en meer nakomelingen kunnen voortbrengen (en dus meer bladluizen parasiteren).
- De vaststelling dat sluipwespen in het perceel zich gevoed hebben in de bloemenrand aan de andere kant van het perceel is dus zeer goed nieuws voor de bestrijding van bladluizen in het gehele perceel en toont rechtstreeks het nut van een bloemenrand aan.
- Zweefvliegen (soorten met bladluizen-etende larven) die in het gewas gevangen werden (niet op vaste afstanden wegens te mobiel), gebruikten de bloemenstrook ook sterk.
Bladluizen in het gewas werden gedurende het hele teeltseizoen in toom gehouden door de natuurlijke vijanden, zonder gebruik te maken van chemische behandelingen of het uitzetten van gekweekte natuurlijke vijanden.
Deze resultaten stemmen ons hoopvol, zowel op teelttechnisch als op onderzoeksmatig vlak.
De techniek kan ook voor andere teelten en doeleinden gebruikt worden.
Verder lezen
