Macrofauna
Onder invloed van de klimaatverandering lijken extreme weerscondities in de toekomst meer voor te komen. Een verzorgde bodem biedt ons de kans om ons te verzekeren tegen de veranderende weersomstandigheden. Hierbij kan het bodembeheer ook zeker bijdragen aan een goede bodemkwaliteit, zowel op fysisch, biologisch als (bio)chemisch vlak. Het bevorderen van nuttige schimmels in de bodem is heel belangrijk!
Dit kan onder andere door gereduceerde bodembewerkingen uit te voeren en erop te letten dat vers organisch materiaal in de toplaag wordt ingewerkt om te verteren en af te breken. Vandaag moeten we investeren in de structuur van de bodem om er morgen de vruchten van te kunnen plukken. Ervaring leert dat werken aan een goede bodemstructuur net iets meer tijd in beslag te nemen dan één dag. Maar waar we vandaag niet aan beginnen, kunnen we in de toekomst ook niet de vruchten van plukken.
Bodemleven
Een belangrijke indicator voor een gezonde bodem, is de aanwezigheid van bodemleven. Regenwormen komen bij het graven van een kuil snel naar het oppervlak. Anderzijds bewijzen wormengangen vaak hun nut. Ze dragen bij tot de waterdoorlatendheid van de bodem. Bemerk dat in oudere wormengangen vaak ook plantenwortels groeien.
In een bodem met een belangrijke populatie aan regenwormen, gebeurt de drainage van water tot tien maal sneller dan in een bodem zonder wormen. Het stimuleren van het bodemleven, onder andere via de aanvoer van organisch materiaal, vormt dus de basis voor een goede ontwatering van jouw percelen.
Er bestaan meerdere soorten regenwormen, de twee voornaamste zijn:
- Deze die vooral in de bouwlaag leven, endogeïsche soorten en zich vooral horizontaal in de bovenste 30 cm verplaatsen, de bouwvoorbewoners genoemd.
- Daarnaast heb je de pendelaars, anekische soorten (zie foto), die tot enkele meters diep gaat in de bodem.
Het is vooral deze laatste soort die heel interessant is: hij zorgt voor diepe gangen waardoor de bodem beter doorworteld wordt. De gangen zorgen ervoor dat er lucht in de bodem kan indringen, en dat het water zijn weg vindt doorheen de bodem. Je herkent deze soort aan zijn grootte, rode kop en platte grauwe staart. Hij is in volwassen toestand tot 30 cm lang en heeft een donkere kleur op zijn rug en een bleke buikzijde. Hij wordt vooral in graslanden teruggevonden, of op akkers die minimaal bewerkt worden en bij voorkeur niet geploegd worden.