Hopbellen

Herkennen en bestrijden van bladluizen en mijten

Wanneer we gebruik willen maken van natuurlijke vijanden, in functie van plaagbestrijding, is kennen en herkennen essentieel. Ze vervullen nuttige functies (ecosysteemdiensten) in het landbouwproductiesysteem. Hier overlopen we de natuurlijke vijanden van bladluizen en mijten.

Plagen

Bladluizen

Mijten (spint)

Natuurlijke bestrijders van bladluizen en mijten

  Bladluizen Mijten (spint)
Gaasvliegen ♦ ♦
Kortschildkevers  
Lieveheersbeestjes ♦ ♦
Loopkevers  
Oorwormen  
Rovende wantsen ♦ ♦
Sluipwespen ♦ ♦  
Zweefvliegen ♦ ♦  
Spinnen  
Rovende trips  
Rovende mijten ♦ ♦

♦ ♦ = zeer geschikt

♦ = matig geschikt

Gaasvliegen

Gaasvliegen worden in twee groepen opgedeeld: groene en bruine gaasvliegen. De groene gaasvliegen, en dan vooral het ‘goudoogje’, Chrysoperla carnea, komen het meest voor in de teelten. Om de dieren in het gewas vast te stellen let je op de aanwezigheid van de eitjes, en larven.

Natuurlijke vijand van: Allerlei plagen met een zachte huid: ze ruimen grote aantallen bladluizen op, maar ook trips, spintmijten, kleine rupsen en larven van bladwespen, larven van kevers en vliegen, eitjes allerhande, witte vliegen, ...

Gaasvlieg_adult
Bruine gaasvliegen zijn zowel als larve en als adult predatoren.

Groene gaasvliegen voeden zich als larve met andere insecten, en als adult uitsluitend met nectar, pollen en honingdauw. Om de gaasvliegen te ondersteunen
is het dus aangewezen bloeiende kruiden te voorzien. Volwassen gaasvliegen zijn nachtactief en verschuilen zich overdag graag in houtkanten.

Gaasvliegenlarven zijn commercieel beschikbaar om in te zetten als bestrijder in de teelt.

Kortschildkevers

Kortschildkevers zijn niet gemakkelijk waar te nemen, de meeste kans heb je door op of vlak onder het bodemoppervlak, onder afgevallen bladeren of bv. vogelmuur te kijken, of in de nabijheid van plantenwortels te woelen.

Natuurlijke vijand van: Springstaarten, larven en poppen van vliegen, rupsen, mijten, slakken en wantsen. Zowel de larven als de volwassen kevers zijn geduchte rovers.

Kortschildkever
Kortschildkevers zijn vooral tijdens de wintermaanden geholpen met schuilplaatsen, pollenvormende grassen, bodembedekking.

Lieveheersbeestjes

Lieveheersbeestjes zijn vaak terug te vinden aan de onderkant van bladeren, daar waar de plaag zich ook bevindt.

Natuurlijke vijand van: Voornamelijk van bladluizen, maar ook van keverlarven, vlindereitjes, kleine rupsen, trips, schildluizen, mijten en andere zachte insecten.

Lieveheersbeestje
Zowel de larven als de volwassen kevers voeden zich met insecten. Volwassen lieveheersbeestjes kunnen zich ook met nectar en stuifmeel voeden als er te weinig plagen te vinden zijn. Om lieveheersbeestjes te stimuleren zijn planten waarop zich alternatieve plagen bevinden zeer geschikt. Zo zijn de bladluizen die op hazelaar en hagebeuk voorkomen specifieke soorten die niet voorkomen in de teelten. Ze voorzien lieveheersbeestjes van voedsel wanneer er weinig bladluis in de teelt voorkomt.

Lieveheersbeestjes zijn commercieel beschikbaar om in te zetten als bestrijder in de teelt.

Loopkevers

Loopkevers zijn dag- en/of nachtactief. Sommige soorten hebben een eerder gravende levensstijl terwijl andere voornamelijk bovenop de bodem leven. Ze zijn vaak in behoorlijke aantallen aanwezig in de percelen. Ze houden zich op onder bladeren, kluitjes aarde, …

Natuurlijke vijand van: Slakken, rupsen, bladluizen, larven van vliegen, … Voornamelijk grondgebonden prooien.

Loopkever
De larven zijn altijd rovers, en bij de grote meerderheid van de soorten zijn ook de volwassenen vleeseters. ’s Winters zoeken deze kevers beschutting in bv. de pol van polvormende grassoorten. Afhankelijk van de soort kunnen loopkevers meerdere jaren leven.

Oorwormen

Er bestaat maar een zeer beperkt aantal soorten oorwormen in België (5), waarvan één soort de grote meerderheid van de waargenomen individuen vormt: de ‘gewone oorworm’ (Forficula auricularia).

Natuurlijke vijand van: Allerlei plagen. Oorwormen zijn alleseters die onder andere jagen op bladluizen, wol-, dop- en schildluizen, insecteneieren, kleine rupsen, slakken,… 

Als er te weinig prooien voorhanden zijn, kunnen oorwormen overschakelen op gewassen, waarbij ze sporadisch schade veroorzaken aan het bladoppervlak van gewassen.

Oorworm
Oorwormen zijn nachtactief en overdag vaak te vinden in droge verticale spleten, onder loszittende schors. Een houtkant is voor hen ideaal om zich overdag in te verschuilen.

De vrouwtjes leggen hun eitjes in de grond, waarna ze ervoor blijven zorgen. Nadat de eitjes uitgekomen zijn voedt het vrouwtje de jongen.

Roofwantsen

Roofwantsen komen in verschillende verschijningsvormen voor. Sommige zien eruit als een ‘normale’ wants, terwijl andere langer zijn en eerder rechtop zitten in bidsprinkhaan-achtige houding. In plaats van hun steeksnuit te gebruiken om plantensappen op te zuigen worden prooien ermee doorboord en leeggezogen.

Ze zijn behoorlijk mobiel waardoor ze zich goed kunnen verspreiden, maar meestal terug te vinden op de onderkant van bladeren.

Natuurlijke vijand van: Bladluizen, bladvlooien, trips, spintmijten, jonge rupsen, eitjes van allerlei insecten.

Roofwants
Overwinteren doen ze in houtkanten en hagen. Een bepaalde groep roofwantsen, de “bloemenwantsen”, komen vroeg in het voorjaar tevoorschijn en voeden zich dan met stuifmeel. Volwassenen voeden zich ook met eiwitten uit stuifmeel. Bloeiende wilgen vormen op dat moment een goede stuifmeelbron. Tijdens het teeltseizoen vinden ze stuifmeel terug in bloeiende planten.

Bloemenwantsen zijn commercieel beschikbaar om in te zetten als bestrijder in de teelt.

Sluipwespen

Onder de noemer “sluipwespen” vallen een heleboel verschillende groepen van wespachtige insecten wiens larven allemaal ten koste van de gastheer leven. De eitjes worden afgelegd in of op de gastheer, waarna ze zich tegoed doen aan de gastheer.

Sluipwespen zijn vaak erg klein: 0,05 cm – 1 cm. Eens hiermee rekening gehouden wordt, zijn ze gemakkelijk vast te stellen in het gewas door het bladoppervlak te inspecteren, vooral aan de onderkant, in de buurt van plagen. Ze lopen snel over het bladoppervlak op zoek naar gastheren en vliegen dikwijls pas weg als je echt dichtbij komt. De mummies van geparasiteerde bladluizen zien er kenmerkend uit en zijn gemakkelijk te vinden.

Natuurlijke vijand van: Bijna elke soort plaaginsect: er bestaan ontzettend veel soorten sluipwespen, die zich elk gespecialiseerd hebben in een groep verwante gastheren of zelfs in één specifieke soort. Quasi elke plaagsoort is in één of meerdere levensstadia wel gastheer voor één of meerdere soorten sluipwespen.

Sluipwesp
Volwassen sluipwespen (en sluipvliegen) leven uitsluitend van nectar en pollen. De aanwezigheid ervan verhoogt de levensduur en het aantal eitjes dat kan afgelegd worden, aanzienlijk. Een vrouwtje kan zo in enkele dagen tijd honderden eitjes afzetten. Bloemenranden zijn een goede vorm van de noodzakelijke suikers. Door hun goede zoekgedrag kunnen ze plagen zelfs bij lage dichtheden lokaliseren.

Verschillende soorten sluipwespen zijn commercieel beschikbaar om in te zetten als bestrijder in de teelt.

Zweefvliegen

Zweefvliegen zorgen aan de ene kant voor bestuiving en de larven van een groot aantal soorten zorgt aan de andere kant voor bestrijding van bladluizen.

Voor de eitjes en larven ga je best op zoek aan de onderkant van bladeren, in de buurt van bladluizen. Adulten zullen vaak te vinden zijn in de buurt van bloemen.

Natuurlijke vijand van: Bladluizen. De larven van zweefvliegen zijn bladluizenspecialisten: in enkele dagen tijd verdwijnen hele kolonies bladluizen.

Zweefvlieg
Volwassen zweefvliegen leven uitsluitend van nectar en pollen. Voldoende bloeiende planten in de nabije omgeving vormen dus een aantrekking voor deze dieren. Larven zijn ofwel bladluiseters, ofwel eten ze organisch materiaal. De larve van de blinde bij (Eristalis tenax) bijvoorbeeld ontwikkelt zich in ondiepe stilstaande waters met veel organisch materiaal. De larven hebben een lange, uitschuifbare buis (tot 15cm!) waarmee ze contact houden met het wateroppervlak om te ademen. Dergelijke larven zijn in de volksmond beter bekend als ‘rattenstaartlarven’.

Zweefvliegen zijn commercieel beschikbaar om in te zetten als bestrijder in de teelt.

Spinnen

Er bestaat een heel aantal verschillende groepen spinnen, wiens jachtstrategie allemaal grofweg in 3
categorieën verdeeld kunnen worden:

  1. Spinnen die een web maken zoals de alom gekende kruisspin,
  2. Spinnen die zich in een hinderlaag leggen zoals de gewone kameleonspin,
  3. Spinnen die actief jagen zoals de zebraspin die haar prooi effectief bespringt.

Natuurlijke vijand van: Allerlei insecten. Vliegen en muggen, maar ook bladluizen en vlinders komen
in de webben terecht of worden actief gevangen. Verder worden er zo ook springstaarten en rupsen gevangen.

Tijgerspin
Spinnen zijn zowel vroeg in het voorjaar als in het najaar belangrijke natuurlijke vijanden omdat er dan nog weinig andere natuurlijke bestrijders actief zijn. In de webben van spinnen komen zo in het voorjaar veel bladluizen terecht die onderweg zijn om een kolonie te stichten na de winterrust.

Spinnen zijn gebaat bij variatie in de omgeving, bv.: struiken, strooisellaag, maar ook een grove bodemstructuur biedt meer kansen voor hen.

Bodemjachtspinnen en wolfspinnen zijn vaak al rennend over de bodem waar te nemen. Bij web-bouwende spinnen zal het web eerder opvallen dan de spin.

Rovende trips

Predatore trips zijn te herkennen door de zwartwitte banden over het lijf. Aeolothrips intermedius is een veel voorkomende soort. De “zebratrips” zijn gemakkelijk te onderscheiden van de schadelijke soorten trips doordat een tweetal witte en zwarte banden elkaar afwisselen dwars over de lengte van het lijf. Ze lopen actief rond op het bladoppervlak, op zoek naar prooien of kunnen in bloemen gevonden worden.

Natuurlijke vijand van: Voornamelijk andere tripssoorten, maar ook mijten. Naast prooien hebben ze ook nood aan stuifmeel. In afwezigheid van prooien kunnen ze zelfs volledig overleven op stuifmeel.

Rovende_trips

Roofmijten

Mijten zijn geen insecten: ze hebben vier paar poten en ze hebben geen antennen. Ze worden maximaal een halve millimeter groot en zijn dus moeilijk om op te merken in de teelt.

Natuurlijke vijand van: Spintmijten, weekhuidmijten, bladluizen en trips. Verschillende soorten kunnen bij gebrek aan prooien overschakelen op stuifmeel.

Roofmijt
Roofmijten overwinteren in perceelsranden onder boomschors. Vanuit de rand verspreiden ze zich via de wind en kunnen zo ver in het perceel terecht komen.

Roofmijten zijn commercieel beschikbaar om in te zetten als bestrijder in de teelt.

Natuurlijke vijanden bevorderen op en rond jouw bedrijf?

We brachten al onze tips samen op één plek over hoe je deze natuurlijke vijanden kunt bevorderen.

Wekelijks onafhankelijk nieuws en persoonlijke uitnodigingen in je mailbox. Op jouw maat.