Hoe mais optimaal bemesten onder MAP 6?
Het doel van de bemesting van maisland is een gezond gewas met een hoge opbrengst van goede kwaliteit van het veld halen. Voor de bemesting van mais moet je als landbouwer naast de behoefte van de mais ook steeds rekening houden met de geldende bemestingsnormen voor de grondsoort en gebiedstype van het perceel.
Deze normen kan je terugvinden op de website van de Vlaamse Landmaatschappij. Grondanalyses vormen steeds de basis voor een beredeneerde bemesting.
-
pH
Om een goede opname en benutting van de verschillende nutriënten te hebben, is het eerst en vooral van belang dat de pH van de bodem optimaal is. De streefzone voor de pH is afhankelijk van de grond of textuurklasse en ook van het nutriënt zelf. Naast een goede pH is ook het gehalte organische koolstof van belang voor de bodemvruchtbaarheid.
Schematische weergave van effect van pH-KCl op de beschikbaarheid van nutriënten (Bron: Handboek bodem en bemesting WUR)
-
Stikstofbemesting
Mais verdraagt grote hoeveelheden stikstof zonder dat dit de teelt bemoeilijkt of dat de voederwaarde of de afrijping er onder lijden. Het overschot aan stikstof zal echter niet opgenomen worden en blijft na de oogst in de bodem aanwezig. Mais is dan ook gekend als een nitraatgevoelige teelt, er worden regelmatig te hoge nitraatresidu’s gemeten.
De stikstofbehoefte van mais is ongeveer 210 kg N/ha. Tijdens de jeugdgroei gaat mais weinig stikstof opnemen om dan in een periode van een tweetal maanden (juni-juli) het overgrote deel op te nemen. Vanaf begin augustus neemt mais nog amper stikstof op. De stikstof die op dat moment nog vrijkomt uit mineralisatie zal dus niet meer opgenomen worden. Een tekort aan stikstof zorgt voor een opbrengstderving, terwijl een overmaat aan stikstof kan zorgen voor een tragere afrijping.
Om een beredeneerde stikstofbemesting uit te voeren moet rekening worden gehouden met de levering van stikstof uit:
- De minerale N-voorraad in de bodem.
- De mineralisatie van oogstresten van de voorgaande teelt.
- De mineralisatie van groenbedekkers.
- De mineralisatie van gescheurd grasland.
- De mineralisatie uit organische stof.
Verloop van de nutriëntenopname bij mais (Bron: http://www.effizientduengen.de).
Mais na meerjarig grasland
Grasland bouwt gedurende de jaren organische stof op. Bij het scheuren van de graszode gaat deze organische stof verteren en komen grote hoeveelheden stikstof vrij. Het scheuren van grasland verhoogt aanzienlijk het risico op overschrijding van het nitraatresidu. Door deze hoge stikstofvrijstelling is het op de meeste gronden niet nodig om de volgteelt mais nog extra stikstofbemesting te geven.
Uit onderzoek bleek dat het bemesten van mais na gescheurd grasland geen hogere opbrengst, maar wel steeds een hoger nitraatresidu gaf. Het is wel aangeraden om de zode vroeg genoeg te scheuren zodat de stikstof vrijkomt op het moment dat de mais deze optimaal kan benutten.
-
Fosforbemesting
De fosforopname van mais bedraagt 75 à 100 kg P2O5 per hectare. Alhoewel de fosfaatopname bij jonge plantjes vrij beperkt is, vertoont mais, door het beperkte wortelstelsel, vaak een fosforgebrek in de beginfase. Bodems in Vlaanderen zijn rijk genoeg aan fosfor om aan de behoefte te kunnen voldoen. Daarnaast wordt via de organische mest ook nog fosfaat aangevoerd. In bodems met een toch eerder laag fosforgehalte, kan een maisstarter met fosfaat in de rij meegegeven worden.
-
Kaliumbemesting
De kaliumopname van mais bedraagt gemiddeld 225 à 275 kg K2O/ha. Een kaliumtekort remt de wateropname. Een goede kaliumvoorziening:
- verhoogt de legervastheid,
- verhoogt de weerstand tegen stengelrot en
- is belangrijk voor een volle kolfzetting.
Kalium wordt voornamelijk in het begin van het groeiseizoen opgenomen. Op het moment van bloei heeft mais al 90% van zijn totale hoeveelheid kalium opgenomen. De organische bemesting volstaat meestal om te voldoen aan de kaliumbehoefte.