Waar kan ik mij informeren over de bestrijding van de aardappelziekte?
Waarschuwingsdienst aardappelziekte
Grootste bedreiging
Heel wat ziekten en plagen berokkenen schade aan de aardappelteelt. Eentje steekt er met kop en schouders bovenuit: de aardappelziekte, de plaag of Phytophthora infestans. Deze schimmel vormt de grootste bedreiging in teeltregio’s met een gematigd klimaat zoals België. Hij wordt ook alsmaar agressiever. Dit betekent dat de ziekte onder vele omstandigheden kan toeslaan en zich steeds sneller kan verspreiden binnen een perceel of naar andere percelen.
Waarschuwingsdienst aardappelziekte
De afdeling akkerbouw van Inagro werkt zeer nauw samen met Viaverda, waar je terecht kan voor de waarschuwingsdienst aardappelziekte. Deze dienstverlening is een belangrijk instrument in de gerichte inzet van gewasbeschermingsmiddelen. Viaverda simuleert en voorspelt de ontwikkeling van de ziekte met een solide databankapplicatie.
Belang van het weer
Veel hangt af van de weersomstandigheden. Neerslag, luchtvochtigheid en windsnelheid hebben invloed op de bladnatperiode van het aardappelgewas. Vochtigheid en temperatuur bepalen de kieming van de schimmelsporen en de groeisnelheid van de schimmel, wat de incubatieduur in de plant is, hangt af van de temperatuur. 48 automatische weerstations in Vlaanderen registreren de nodige weersgegevens per uur. Verwerking van deze gegevens in het ziektemodel geeft een goed beeld van de ontwikkeling van de schimmel.
Hoe werkt het?
Een voldoende lange bladnatperiode bij een gunstige temperatuur maakt het kiemen van sporen en binnendringen in het blad (of bladoksel) mogelijk. We spreken van een infectiekans omdat er uiteraard ook sporen moeten aanwezig zijn om tot een infectie te komen. Incubatie is de ontwikkeling van de schimmeldraden in de aardappelplant, vanaf het binnendringen van de gekiemde sporen tot het zichtbaar worden van vlekken. Ontluiking is het zichtbaar worden van een infectie onder de vorm van vlekken op blad of stengel, op het einde van de incubatieperiode. Deze vlekken kunnen de volgende dagen massaal nieuwe sporen vormen bij gunstige omstandigheden van vocht en temperatuur. De ziekte kan zich op zulke dagen zeer sterk ontwikkelen, zeker als meerdere opeenvolgende generaties goed aaneensluiten.
Het advies
Het ziektemodel voorspelt de cruciale tijdstippen waarop de ziekte sterk kan uitbreiden. Dit laat toe om tijdig een preventieve bespuiting uit te voeren. De correcte spuitdatum is belangrijk. Bij te vroege behandeling kan nadien gevormd loof toch nog besmet worden. Kan je niet preventief behandelen op de adviesdatum? Gebruik dan tot maximaal 48 uur nadien een middel met terugwerking op jonge (niet zichtbare) infecties.
Ook om andere redenen (bv. afregening, antisporulerende werking gewenst, knolbescherming…) kan een specifiek middel geadviseerd worden. De waarschuwingsdienst geeft steeds een advies over het best passende middel, afhankelijk van de algemene ziektedruk, de verwachte neerslag, de snelheid van loofgroei en het groeistadium van het aardappelgewas. Bij elke behandeling gaat de dienst na welk middel het best tot zijn recht komt en de beste resultaten geeft. Daarvoor is het belangrijk om de karakteristieken van elk middel goed te kennen.