Welke baktarwerassen onderscheiden zich bij late zaai en in een nat seizoen?- biologische rassenproef
Uiterst late zaai
De rassenproef werd aangelegd op een biologisch perceel van veehouders Johan Boussemaere en Isabel Delanote (Lo-Reninge). De voorteelt in 2023 was maïs. Zaai was voorzien voor eind oktober/begin november 2023, maar gebeurde pas veel later op 3 februari 2024 (net na ploegen en in combinatie met diepwoelen en rotoreggen). Sinds half oktober was het te nat geweest zonder enige mogelijkheid om in redelijke omstandigheden te zaaien. De winter was somber, nat en warm met weinig vorst.
Elf baktarwerassen
Elf variëteiten maakten deel uit van de rassenproef (tabel 1), allemaal baktypes.
- Het zaaizaad van het gros van de rassen was biologisch. Van drie rassen was enkel niet chemisch behandeld zaaizaad beschikbaar.
- Zaai gebeurde aan een zaaidichtheid van 440 zaden/m2.
- Om te anticiperen op een slechtere opkomst en groei werd de standaard volle dosis van 400 zaden/m2 met 10% verhoogd.
Resultaten rassenproef
behoorlijke opkomst
De opkomst was met gemiddeld 71% relatief goed ondanks de natte/koude omstandigheden.
- LD Cape scoorde met gemiddeld 87% erg goed.
- De rassen Christoph en Prestance kwamen met gemiddeld 80% ook goed op.
- KWS Extase en Cubitus scoorden met gemiddeld 57% niet goed.
Geringe uitstoeling
Algemeen was de uitstoeling beperkt. De meeste uitstoeling zagen we begin mei bij Prestance en het minst bij Cubitus. Ondanks dat KWS Extase even slecht was opgekomen als Cubitus, bedekte het de bodem beter door een betere uitstoeling.
Prestance toonde zich al vroeg (half april) een goede en snelle groeier met de meeste bodembedekking op dat moment tijdens de teelt. Ook KWS Extase en Alessio startten naar verhouding eerder snel, wat ook leidde tot een wat betere bodembedekking begin mei (foto). LD Voile ontwikkelde het minst goed.
Foto hiernaast: Alessio (boven) en LD Voile (onder) eind mei.
Hoge ziektedruk van septoria en roest
Door de vochtige omstandigheden doken snel de eerste ziektesymptomen op.
- In de eerste helft van mei werd algemeen al septoria gezien. Daarnaast werd bij enkele rassen wat gele roest gezien.
- In de eerste helft van juni toonden Emotion, Alessio en Christoph de meeste symptomen van septoria.
- Minst gevoelig voor septoria waren KWS Extase, LD Voile, LD Chaine, Winner en Chaussy. Chaussy leek het gezondste ras in proef.
- Prestance daartegenover was voornamelijk erg gevoelig voor gele roest en leek algemeen het meest ziektegevoelige ras in proef. Ook Cubitus en Winner toonden zich ook voor een stuk vatbaar, bij de andere rassen waren de symptomen van roest eerder weinig aanwezig.
Veel graanhaantjes, kamille en klaver
Tijdens de teelt was overal graanhaantje aanwezig (piek eind mei/half juni) die de bladeren oppervlakkig beschadigde. Het is gekend dat de ongunstige omstandigheden van late zaai en dunne stand het schaderisico doen toenemen. Voornamelijk waar het graan minder de bodem bedekte, groeide kamille en opslag van klaver.
Probleemloze aarvorming ondanks de late zaai
Om in aar te komen heeft tarwe voldoende dagen met koude nodig (vernalisatie, optimaal tussen 3 en 10 °C). Het aantal dagen is rasafhankelijk en zou volgens Arvalis variëren van 60 (echte ‘wintertypes’) tot 20 dagen (alternatieve en vroege tarwes). Een zomertarwe zou met 5 dagen reeds voldoende hebben. Ondanks de late zaai kwamen alle rassen halverwege juni in aar. De gemiddelde dagtemperatuur die in de weken van februari en maart net onder of rond 10°C bleven schommelen, bleken voldoende geweest te zijn.
- Alessio, Christoph, Cubitus en Prestance kwamen het snelst in aar.
- LD Voile en Chaussy waren de laatste en ontwikkelden het traagst.
Relatief vlotte afrijping
- Prestance was duidelijk het snelst met afrijpen, gevolgd door Christoph en Cubitus.
- KWS Extase, LD Voile, Chaussy en LD Cape waren het traagst (zie foto).
De uiteindelijke omslag naar meer droog en warm weer in juli zorgde ondanks de eerder moeilijke omstandigheden voor een relatief vlotte afrijping en probleemloos dorsen.
Foto: Christoph (links) en Chaussy (rechts) op 10 juli 2024.
Kort stro
Het stro was door de late zaai en de weersomstandigheden met gemiddeld 69 cm maar liefst 24 cm of 25% korter dan vorig jaar (zie grafiek).
- Een van de gezondste rassen Chaussy had het langste stro (82 cm).
- Emotion, Alessio en LD Voile groeiden met gemiddeld 76 cm eveneens lang uit.
- Korte rassen waren: KWS Extase, Christoph, Cubitus en LD Cape (gemiddeld 63 cm).
- De snel ontwikkelende, maar ziektegevoelige Prestance werd slechts 59 cm gemiddeld en was daarmee het kortste ras.
- Door de geringe lengte bleef legering dit jaar algemeen uit.
Foto: Planthoogte en aarlengte (cm) op 13 juli (rechts). Foto onderaan de verschillende rassen net voor oogst.
Magere oogst
Er werd bij gemiddeld 15,8% vocht geoogst. Het vochtgehalte varieerde van 15,1 % (Christoph) tot gemiddeld 16,5% (LD Voile en Chaussy). Door een combinatie van late zaai, weinig zon, continu regen en een hoge ziekte- en plaagdruk werd dit seizoen slechts gemiddeld 3,3 ton/ha geoogst (omgerekend naar 15% vocht, zie figuur). Dit was ondermaats in vergelijking met voorgaande jaren.
Door de grote variatie in opbrengsten, waren er geen significante verschillen te onderscheiden. We zagen wel trends:
- Met Cubitus en Prestance, twee rassen die snel ontwikkelden en ziektegevoelig bleken, werd de kleinste hoeveelheid van het veld gehaald: 3 ton/ha afgerond.
- Winner was dit jaar de ‘winner’ met gemiddeld: 4,1 ton/ha. Het ras was minder vatbaar voor ziekte.
- Andere rassen die ook nog bovengemiddeld productief waren, waren KWS Extase, Alessio en LD Chaine (gemiddeld: 3,5 ton/ha). De opbrengst met Alessio was het meest wisselvallig van de drie, mogelijk door een grotere gevoeligheid voor natte omstandigheden en voor Septoria.
Het duizendkorrelgewicht was met gemiddeld 42 g laag in vergelijking met vorige jaren:
- Het grootste DKG zagen we bij Emotion, KWS Extase en Chaussy (gemiddeld 46 g).
- Het laagste bij Prestance en LD Cape (gemiddeld 37 g).
Het hectolitergewicht lag met gemiddeld 76 kg/hl in lijn met vorig jaar:
- Emotion, Alessio en Christoph scoorden het best (gemiddeld 79 kg/hl).
- Prestance met gemiddeld 70 kg/hl het slechtst.
Grote variatie in kwaliteit
Met gemiddeld 10,0 % ruw eiwit (DS) was de eiwitinhoud van de verschillende baktarwerassen eerder matig (zie figuur hieronder). Een viertal rassen combineerde een relatief hoog ruw eiwitgehalte met een wat lagere productiviteit.
- Christoph toonde zich met 11,4% het meest eiwitrijk en ook Emotion haalde met 11,1% een eiwitgehalte van net meer dan 11%.
- Cubitus was met 10,9% het derde meest eiwitrijke ras.
- Op de vierde plaats kwam Chaussy met gemiddeld 10,6% ruw eiwit.
- LD Chaine was met gemiddeld 8,8 % het meest eiwitarme ras.
- Bij Winner leek de betere opbrengst ten koste te gaan van de eiwitinhoud die met gemiddeld 9,4 % laag was.