Ons antwoord op dure kunstmestprijzen - deel 4: Bemest late aardappelen in twee keer
Een eerste stap om gefractioneerd te bemesten is de stikstofgift bij planten verlagen. Te vaak zien we nog dat de tussentijdse stalen voor bijbemesting al over een te ruime bodemvoorraad aan stikstof beschikken. Beperk daarom de bemesting bij planten tot 70% van de totaal voorziene stikstofgift.
Verlaag de bemesting bij planten
De stikstofdeling 70-30 is afgestemd op de teelt van aardappelen die wordt gekenmerkt door:
- een relatief grote behoefte aan stikstof,
- een eerder moeizame opname van stikstof,
- een zwak wortelstelsel,
- een ruime plantafstand en
- een korte opnameperiode voor stikstof.
Door deze eigenschappen is het behalen van zowel een kwalitatieve opbrengst alsook een (voldoende) laag nitraatresidu een uitdaging voor de teler. Door de stikstof in twee giften te voorzien zal dit de efficiëntie verhogen en kunnen telers een goede opbrengst realiseren, besparen op meststoffen en een lager nitraatresidu behalen.
Efficiënter, hoe doen we dat?
Door de bemesting in twee giften op te splitsen kunnen we verschillende winsten richting efficiëntie gaan boeken. Door het beperken van de gift bij het planten tot 70% te combineren met een tussentijdse staalname in het groeiseizoen, zien we dat de totale bemesting vaak lager ligt.
Een tweetal weken na opkomst, dit zal zo'n 5 à 6 weken na planten zijn, is het ideale tijdstip om deze staalname uit te voeren. Via dit staal krijgen we een goed beeld over de actuele bodemvoorraad aan stikstof. We zullen de toegediende bemesting en de stikstofvrijstelling uit mineralisatie gaan meten. Op basis van deze meting, de te verwachten mineralisatie en de het ontwikkelingsstadium van de aardappel wordt een bijbemestadvies geformuleerd. Dit is vaak lager dan de 30% die we in mindering hadden gebracht bij het planten.
Hoeveel is die 70%?
Ervan uitgaande dat de totale stikstofbemesting voor late aardappelen tussen de 200 en 220 eenheden werkzame stikstof/ha schommelt betekent dat we bij het planten kunnen starten met een stikstofgift tussen de 140 en 155 eenheden werkzame stikstof/ha. Dit zal veelal via een combinatie van dierlijke mest en kunstmest worden ingevuld. Enkele voorbeelden:
- 35 m³ runderdrijfmest/ha zal een 100 eenheden werkzame stikstof leveren. Hier vul je dus met 40 - 55 kg werkzame stikstof uit kunstmest aan (150 - 200 kg ammoniumnitraat/ha).
- 20 m³ varkensdrijfmest/ ha zal een 80 eenheden werkzame stikstof leveren. Hier vul je dus met 60 - 75 kg werkzame stikstof uit kunstmest aan ( 220 - 270 kg ammoniumnitraat/ha).
- 25 ton runderstalmest/ha zal een 50 eenheden werkzame stikstof leveren. Hier vul je dus met 90 - 105 kg werkzame stikstof uit kunstmest aan ( 330 - 380 kg ammoniumnitraat/ha).
Wat bij gescheurd gras?
Aardappelen worden nog wel eens geteeld na het scheuren van grasland. Hier is het advies om tijdig te scheuren, zodat de graszode kan van start gaan met zijn verteringsproces. Hierdoor beogen we een betere afstemming van stikstofvrijstelling uit de graszode en de stikstofopname door de aardappel. Doordat aardappelen bij het einde van de bloei reeds het gros van hun stikstof hebben opgenomen dienen we de stikstofbeschikbaarheid dus eerder vroeg in het seizoen te voorzien.
De stikstofbemesting bij planten kan in geval van gescheurd gras veelal achterwege gelaten worden. Via een tussentijdse staalname kan dan een eventuele dosis voor bijbemesting bepaald worden.