Ons antwoord op dure kunstmestprijzen - deel 2: Maak gebruik van de stikstofvrijstelling uit oogstresten en vanggewassen
Om het gebruik van de dure kunstmest zo efficiënt mogelijk in te zetten zullen we actuele tips hiervoor geven. Bemesten is meer dan stikstof toedienen! Bij de start van het bemestingsseizoen hou je best rekening met de stikstofvrijstelling uit oogstresten en vanggewassen, stikstof besparen is zeker mogelijk.
Gebruik de stikstof uit oogstresten en vanggewassen
Bij de start van het nieuwe bemestingsseizoen hou je best rekening met:
- De vrijstelling van stikstof uit oogstresten van de voorgaande teelt,
- Uit vanggewassen die zich ontpoppen als groenbemester, en
- Uit preiafval dat na het schonen op het veld wordt gebracht.
Al deze factoren leiden tot een aanzienlijke aanvoer van stikstof, waardoor de bemesting verlaagd kan worden. Hiermee rekening houden is gunstig voor het milieu, maar is ook gunstig voor de portemonnee gezien de huidige kunstmestprijzen.
Bloemkool en spruitkool
Een VLM-studie rond oogstresten uitgevoerd door UGent, ILVO, BDB, Inagro, PCG en PSKW in 2012 – 2014 toonde aan dat de oogstresten bij bloemkool en spruitkool een hoeveelheid stikstof kunnen achterlaten op het veld van 100 tot zelfs 250 kg/ha. Op percelen bloemkool voor versmarkt liggen de waarden globaal lager dan op percelen voor de industrie.
Een verschil in stikstofnalevering wordt vooral bepaald door de hoeveelheid oogstresten en niet door de stikstofinhoud van de oogstresten. De rassenkeuze bij bloemkool en het feit dat voor de versmarkt een deel van het blad meegeoogst wordt, zorgt voor een lagere hoeveelheid aan oogstresten.
Weet dat per ton oogstresten, je een inhoud van 3 tot 3,5 kg stikstof mag rekenen.
Gedurende de winter gaat een deel van de stikstof uit de oogstresten verloren via gasvormige verliezen en uitspoeling.
Werkt de landbouwer de oogstresten in? Dan komen we op een stikstofverlies tussen 50-60%. Laat hij de oogstresten intact in het najaar? Dan is dit wat lager, namelijk tussen 40 en 50%.
Ongeveer de helft van de stikstof geleverd door de oogstresten blijft dus na de winter nog aanwezig. Het is duidelijk een factor om rekening mee te houden om zo meststoffen te kunnen besparen.
Sluitkolen
Hetzelfde project volgde ook enkele velden met witte kool op. De hoeveelheid oogstresten van dit gewas bleek te schommelen tussen 50 en 75 ton/ha met een levering tussen 100 en 200 kg stikstof/ha.
In het geval van sluitkolen is het niet-inwerken van de oogstresten een goede optie. Sluitkool is namelijk een tweejarig gewas waarbij zich het eerste jaar een kool vormt en in het tweede jaar bloei en zaadvorming plaatsvindt. Na de oogst gaan de zij-ogen uitlopen en doorschieten om uiteindelijk te bloeien en zaad geven. In het voorjaar kan je dan de opgeschoten kolen inwerken. Aangezien de bloei pas in mei van start gaat, is er dus geen risico op zaadvorming.
Prei
Na het rooien blijft bij prei maar een beperkt aandeel oogstresten achter. Hier is het vooral het opbrengen van het preiafval na het schonen van de prei dat we in rekening moeten brengen.
Uit analyses leren we dat preiafval 3 kg stikstof/ton bevat, met andere woorden het opbrengen van 20 ton/ha preiafval brengt dus 60 eenheden stikstof aan per hectare.
Groenbemesters
Naast de oogstresten van groenten zullen ook de vanggewassen zich na de winter ontpoppen tot groenbemester. Een stikstofvrijstelling van 30-50 eenheden/ha is zeker geen uitzondering.
Om de ingewerkte vanggewassen zo goed mogelijk als groenbemester te benutten, is kennis nodig over zowel het vanggewas als de volgteelt. Hierbij zijn de volgende zaken van belang:
- De snelheid van stikstofvrijstelling uit de groenbemester en
- De stikstofopname van de volgteelt.
Als de stikstofvrijstelling uit het ondergewerkte vanggewas en de stikstofopname door de volgteelt samenvallen, kan er sprake zijn van een groenbemester.
Algemeen is het zo dat uit grasachtige groenbemesters, zoals gras, snijrogge en Japanse haver, de stikstof trager vrijgesteld wordt. Dit komt door hun hogere C/N (koolstof/stikstof) verhouding. Ze worden dus best tijdig ingewerkt. Dat mag al een vier à achttal weken voor het zaaien of planten van de volgteelt (Hou wel rekening met de aanhoudingstermijn in kader van EAG).
Een volgteelt zoals prei of knolselder die in de beginperiode weinig stikstof nodig heeft, en die tot laat in het jaar stikstof opneemt, is ideaal om de vrijstelling van stikstof uit deze koolstofrijke groenbemesters maximaal te benutten. De meer bladrijke groenbemesters stellen hun stikstof vlugger ter beschikking. Opnieuw mag je, indien mogelijk, een viertal weken voor zaaien of planten van de volgteelt de groenbemester vernietigen. Volgteelten met een vroege en hoge stikstofvraag zoals spinazie, aardappel en mais zijn dus gebaat bij een bladrijke groenbemester.
Conclusie
Resten van een voorteelt of vanggewas bevatten nog een aanzienlijke hoeveelheid stikstof. Een deel hiervan komt in het volgende groeiseizoen nog ter beschikking:
- Kolen stellen 50 – 100 kg N/ha ter beschikking voor de volgteelt.
- Bij prei zijn het vooral de opgebrachte resten van het schonen die stikstof aanbrengen. Hier rekenen we op een 3 kg stikstof/ton preiresten.
- In het geval van vanggewassen is een nawerking van 15-40 eenheden stikstof/ha zeker mogelijk.
Het is dus raadzaam om de bemesting bij het zaaien of planten hierop af te stemmen en te verlagen. Via een tussentijdse staalname met bemestingsadvies tijdens de teelt kan je de werkelijke vrijstelling meten en een gerichte bijbemesting uitvoeren.