Lossen vliegen het stikstofprobleem op?
Stikstofuitstoot, voornamelijk in de vorm van ammoniak, vanuit de landbouw en de impact op het milieu en de leefomgeving is een zeer actueel thema.
Hoe de kweek van insecten zich verhoudt tot andere landbouwhuisdieren was lang onduidelijk, een uitgebreid onderzoek in samenwerking met Thomas More hogeschool leerde ons dat je als kweker van zwarte soldatenvlieglarven een aantal manieren hebt om de ammoniakuitstoot minimaal te houden.
Stikstofuitstoot bij insectenkweek?
Insectenkweek kan niet over één kam worden geschoren wat stikstofuitstoot betreft, populaire soorten zoals de meelworm en de huiskrekel stoten nauwelijks stikstof uit.
Voor een derde soort, de zwarte soldatenvlieg is het antwoord minder eenduidig. Tijdens de opkweek van zwarte soldatenvlieglarven komt ammoniak vrij, de hoeveelheid en snelheid waarmee dit gebeurt hangt af van tal van factoren:
- het eiwitgehalte van het voer
- zuurtegraad van het voer
- de efficiëntie waarmee larven het eiwit in hun voer kunnen inbouwen in hun weefsels
Tijdens testen werd minimaal 0,7 g stikstof per kg geproduceerde larven gemeten, dit kon echter oplopen tot 28,8 g bij ongunstige voeders. Ter vergelijking, vleeskippen produceren gemiddeld zo’n 11 g per kg kip.
Onderzoek bij zwarte soldatenvlieg
Het onderzoek focuste op de tweede opkweekfase van de larve, namelijk van 5 dagen oude larve na uitkomst tot volgroeide larven die klaar zijn voor oogst (7 tot 10 dagen later). De larven kregen tijdens deze periode verschillende voeders te eten, waarvan het eiwitgehalte werd gevarieerd door wei-eiwit in verschillende proporties in te mengen. Er werd namelijk bij aanvang aangenomen dat voornamelijk het eiwitgehalte van het voeder een drijvende factor was voor de hoeveelheid stikstof die vrijkomt doorheen de opkweek. Een teveel aan eiwit dat niet door de larven wordt geconsumeerd kan door micro-organismes worden afgebroken en zo vervluchtigen in de vorm van ammoniak, althans dat was de oorspronkelijke veronderstelling.
Verloop onderzoek
Dagelijks werd de ammoniakconcentratie in de lucht boven elke kweekbak gemeten en alle data werd vervolgens gebundeld in modellen die de ammoniakuitstoot simuleren.
Deze procedure werd gevalideerd door na te gaan of de hoeveelheid die werd gemodelleerd overeenkomt met wat chemisch ontbreekt wanneer we de stikstof uit de mest en larven optellen en vergelijken met wat er initieel in het voeder zat. Dit verschil is wat er aan de omgeving werd verloren als ammoniak.
Grote verschillen afhankelijk van eigenschappen van het voeder
De resultaten tonen aan dat ongeacht het voeder, er de eerste 3 à 4 dagen nauwelijks ammoniak uit de bakken vrijkomt.
Daarna ontstaan er grote verschillen afhankelijk van de eigenschappen van het voeder. Het eiwitgehalte blijkt ook effectief één van de drijvende factoren te zijn, maar het verhaal is genuanceerder dan dat. Een bak met larven zal in de eerste dagen wat gaan fermenteren waardoor de zuurtegraad daalt, wat ammoniakuitstoot tegengaat. Echter de activiteit van de larven zal de fermentatie langzaam omkeren waardoor omstandigheden ontstaan waardoor ammoniak wel kan vrijkomen. Bij voeders met een hoge densiteit (weinig luchtbellen in het voeder) gaat dit trager waardoor ze langer niets uitstoten. De totale hoeveelheid ammoniak die dan effectief vrijkomt zal afhangen van:
- De hoeveelheid overtollig eiwit die in het voeder aanwezig is. Daarover heb je als kweker controle door een voeder met minder eiwit te gaan formuleren.
- Hoe efficiënt de larven het eiwit kunnen inbouwen. Dit is echter een stuk complexer aangezien de hoeveelheid koolhydraten en de kwaliteit van de eiwitten hierin een cruciale rol spelen.