Gezonde bodems, gezonde gewassen en gezond milieu hand in hand in biologische landbouw
In een gezonde biologische bodem knallen de gewassen uit de grond en zijn er geen ‘lekverliezen’ van plantenvoeding naar het milieu. Dit is het ideaalbeeld, maar lukt niet altijd in de praktijk. Op maandag 10 februari verzamelden een 80-tal geïnteresseerden voor een derde winterbijeenkomst ‘bemesting en bodemvruchtbaarheid in bio’ om samen te zoeken naar praktische handvaten om meer controle te hebben over de processen in onze bodems.
Deze studiedag werd georganiseerd bij Proefcentrum Pamel in Roosdaal. Tijdens deze dag werden de resultaten gebracht uit het demoproject: ‘Bio bemesting borgt goede waterkwaliteit’ en ook andere recente bemestings- en bodembeheerproeven kwamen aan bod. Hieronder lees je een kort verslag van de dag en vind je alle prestentaties terug.
Een vruchtbare bodem in vier dimensies ontleed
Koen Willekens (ILVO) en Lieven Delanote (Inagro) stortten zich in het plenair voormiddaggedeelte op de vraag: ‘Hoe kun je het nutriënten leverend vermogen van je bodem inschatten, borgen en optimaliseren?' Met hun jarenlange ervaring en vanuit wetenschap en praktijk kwamen ze tot praktische antwoorden voor de biologische context. Ze focusten hierbij op de vier basisfundamenten of -dimensies: de voorgeschiedenis van het perceel en de gegeven chemische, fysische en biologische status (=nutriënten, bodemstructuur en bodemleven)! Planten voeden in bio is complex en veel ruimer dan enkel mest toedienen aan je bodem.
Het verhaal in een notendop
Een bodem met een kruimelstructuur en veel porositeit is onontbeerlijk voor een goed functionerende bodem en kun je zelf vlot met een spadesteek waarnemen. Een goede structuur zorgt voor een goede zuurstofbeschikbaarheid en vlotte waterbeweging-/retentie en een goede doorwortelbaarheid van het profiel.
Ten tweede is ook een gezond en divers bodemleven belangrijk. Er zijn twee vormen van micro-organismen die de basis vormen van het bodemvoedselweb: afbraak- en symbiontische organismen. De biodiversiteit daarvan hangt samen met de diversiteit aan planten(wortels) en de diversiteit aan bemestingsvormen.
- Symbiontisch bodemleven bevindt zich in de wortelzone en voorziet de plant van minerale voeding en water in ruil voor koolstofverbindingen (organische voedsel), denk bijvoorbeeld aan rhizobiumbacteriën of mycorrhiza schimmels.
- Afbraakorganismen breken het organisch materiaal af dat toekomt via plantenresten en bemesting. Deze micro-organismen zijn met het blote oog niet zichtbaar. Aan de hand van het aantal regenwormen en regenwormengangen in je bodem kun je wel al een inschatting maken van het niveau van het bodemleven. Regenwormen nemen dan ook een belangrijke positie in het bodemvoedselweb in.
Ten slotte is de perceelshistoriek ook van wezenlijk belang: de huidige kwaliteit van de bodem is de resultante van al het werk die in het verleden al geleverd is op het vlak van bodembeheer, wat inhoudt de gewassenkeuze, de bodembewerking en de bemesting.
Na de ‘theoretische’ beschouwing gingen beiden in gesprek met de aanwezigen over hoe die inzichten kunnen leiden tot de gepaste praktijken.
Aandachtpunten voor biologische boeren in MAP 7
Het nieuwe mestactieplan was nog maar net goedgekeurd en kon dus niet ontbreken op deze studiedag. Met een presentatie net na de middag werd het algemene plaatje geschetst en daarbij de belangrijke aandachtspunten voor bioboeren aangestipt.
- Nieuw in het mestactieplan is bijvoorbeeld de regel van beschermstroken naast VHA-waterlopen die in 2026 algemeen 3 meter breed worden. Naast nitraatgevoelige teelten in gebiedstype 2 en 3 geldt reeds een ruimere strook van 5 meter vanaf 2025!
- Ook geldt een maximale bemesting van 200% van de norm dierlijke stikstof als enkel stalmest wordt gebruikt of 150% van die norm voor elke vorm van dierlijke mest, waar het voorheen algemeen 200% was. Biologische kippenmest kan vanaf nu toegepast worden op grasland en granen mits het gebruik van een wiedeg om het in te werken.
- Verder is een belangrijk onderdeel van het nieuwe plan dat bio wordt vrijgesteld van de reductie van de bemestingsnormen omdat de gemiddelde nitraatstikstofresidu’s in bio lager zijn dan in gangbaar! Wat de sector eveneens voor de verantwoordelijkheid stelt om even goed en beter te doen in de toekomst.
- Het nitraatstikstofresidu wordt vanaf 2025 niet meer op perceelsniveau geëvalueerd maar enkel nog op het niveau van het bedrijf en door een nieuw staalnameprotocol met lagere meetfout wordt de 2e drempelwaarde voor overschrijding verlaagd vanaf 2026. Overschrijding kan zoals in het vorige MAP leiden tot verplichte maatregelen en boetes.
- Als de waterkwaliteit in de komende twee jaar onvoldoende verbetert, dan gaan vanaf 1 januari 2027 enkele strengere maatregelen in zoals verlaagde nitraatstikstofresidunormen voor maïs, aardappelen en specifieke teelten (=auto-executieve maatregelen).
- Ten slotte wordt begeleiding en advisering van boeren versterkt. Via de kennisportefeuille kunnen landbouwers subsidie aanvragen voor advies en vorming aangeboden door onder andere Inagro en ILVO.
Veertien posters met recent en toekomstig onderzoek
Via een poster-‘carrousel’ stelden onderzoekers resultaten voor van voorbije proeven en werden ook nieuwe projecten toegelicht.
- Zo zagen telers dat frequent toepassen van organische mest een stabiliserend effect heeft op het bodem(voedsel)web.
- Andere posters verduidelijkten dat er op dit moment weinig beloftevolle plantaardige korrelmeststoffen beschikbaar zijn ter vervanging van deze die op dierlijke producten gebaseerd zijn.
- De aanwezigen kregen tips voor het beheer en de valorisatie van grasklaver in akkerbouw- of groenteteeltrotaties.
- Ze kwamen ook te weten dat drijfmest als basisbemesting het best afgestemd bleek op de stikstofbehoefte van maïs.
- Voor de aardbeiteelt bleek onder andere de waarde van een groenbedekker in de paden om het nitraatstikstofresidu te reduceren, maar zagen we tegelijk een negatieve impact op de opbrengst door gewasconcurrentie.
- De uiteindelijke verhouding graan/peulvrucht binnen een akkerbouwmatige mengteelt is ook afhankelijk van andere factoren dan stikstofbemesting, leerden enkele andere proeven.
- Voor de paprikateelt was bokashi en compost dan weer evenwaardig als basisbemesting én voor het behoud van de bodemkwaliteit.
- Verder bleek bij het composteren van stalmest dat voldoende bruin plantaardig materiaal nodig was om stikstofverlies te beperken en dat bij bemesten naar de fosfaatnorm met stalmest meer stikstof wordt toegediend dan met boerderijcompost door de hogere stikstof/fosforverhouding van de stalmest.
- Ten slotte werden enkele nieuwe projecten voorgesteld. Zo zal in twee nieuwe projecten gewerkt worden rond onderzaai van groenbemesters in groenten: Groen-te-len en Ground2Live. Bij interesse om mee te experimenteren en voor de bijhorende ondersteuning, neem contact op via met Jasper Vanbesien via jasper.vanbesien@inagro.be.
- Daarnaast wordt in het nieuwe JoWoBo-project praktijkinfo samengebracht over Johnson Su compost, bokashi, wormencompost en boerderijcompost, en zal de bereiding van deze producten gedemonstreerd worden.
Bij interesse om mee te werken aan de on-farm demo’s, vind je de verschillende contactgegevens op de poster! (Her)bekijk alle posters:
Interactieve workshops met kleinere groepen
Rond vijf concrete thema’s werden op het einde van de dag workshops georganiseerd. Het was mogelijk om aan twee workshops deel te nemen.
- Zo ging An Van de Walle (Viaverda) in gesprek met groentetelers over de bemesting en het gebruik van groenbemesters in beschutte teelten.
Bekijk de presentatie - Koen Willekens (ILVO) maakte de balans op tussen mineralisatie vanuit bodem en bemesting, gewasbehoefte en minimale verliezen naar het milieu en kon hiermee verschillende aanwezigen interesseren.
- Bram De Keyzer (Proefcentrum Pamel) besprak met een groep aardbeitelers hoe in de teelt duurzaam kan bemest worden en wat de opties zijn om aan de bodemgezondheid te werken.
Bekijk de presentatie
- Jasper Vanbesien (Inagro) legde de focus op groenbemesters. Zo kwamen de voordelen van mengsels met vlinderbloemigen aan bod in de workshop, werd het potentieel van phacelia en bladrammenas voor late zaai getoond en werden ervaringen uitgewisseld rond de samenstelling en complexiteit van groenbemestermengsels.
Bekijk de presentatie - Lieven Delanote (Inagro) ten slotte had het over het natte/koude voorjaar van 2024 dat voor structuurproblemen, uitspoelen van plantenvoeding en anaerobe processen in de bodem zorgde waardoor de gewasontwikkeling moeilijk liep. De telers deelden hun persoonlijke ervaringen en samen kwamen ze tot verschillende lessen:
- Het teeltplan dient afgestemd op de grondsoort (geen vroeg plan op natte percelen).
- De teeltrotatie (inclusief groenbemesters) moet best zo gekozen worden dat telkens gestreefd wordt naar een goede uitgangspositie voor de volgteelt. Onder moeilijke weersomstandigheden moet het mogelijk zijn om de bodem zo min mogelijk te bewerken en sporen te vermijden.
-
Vroege teelten van snelgroeiende gewassen hebben in veel gevallen nood aan bemesten met snel werkende organische korrel. Alternatief kunnen deze op een later moment geplant worden om de N-vrijstelling uit de bodem/mest beter af te stemmen op de gewasbehoefte en er kan ook ruimer geplant worden zodat er meer beschikbaar is voor de individuele plant.
Vragen of meer info?

