Hoe het begon
Oprichting als Onderzoeks- en Voorlichtingscentrum voor Nijverheidsteelten in 1956
Het onderzoekscentrum in het hart van West-Vlaanderen werd meer dan 60 jaar geleden opgericht om landbouwers te ondersteunen in noodlijdende industriële teelten, zoals vlas en tabak. Vóór WO II ijverde de vlasvezelbereidingsindustrie al voor de oprichting van een wetenschappelijk vlasinstituut. Er werd gedacht aan de oprichting van een studiecentrum met degelijke technische voorlichting in de vlassector.
Zo groeide in 1954 het idee om een provinciale onderzoeksinstelling op te richten. Die zou vooral de technische problemen met de nijverheidsgewassen bestuderen. In mei 1956 was de oprichting van het Provinciaal Onderzoeks- en Voorlichtingscentrum voor Nijverheidsteelten officieel. Lucien Bockstaele, de eerste directeur, werd benoemd en een onderzoeker werd aangeworven. Het centrum werd van bij de start ingericht als een wetenschappelijke instelling.
Actieterrein gaandeweg verbreed
Van bij de start lag de focus op de verbetering van teelttechnieken, de vergelijking van rassen en de introductie van nieuwe teelten. De boer had vaak geen opleiding genoten en had nood aan kennis en voorlichting. Toenmalige medewerkers van het onderzoekscentrum schuimden parochiezalen af om boeren te informeren.
Sinds de oprichting van het onderzoekscentrum vormt de verbetering van de rendabiliteit van de landbouwbedrijven de rode draad in het programma. Van oudsher voert Inagro onderzoek uit naar betere teelttechnieken via proeven op praktijkschaal. Zo zijn de onderzoeksresultaten meteen inzetbaar. Gaandeweg is het actieterrein verbreed - zonder in te boeten aan doorgedreven specialisatie. Vandaag zijn kwaliteit en milieu-impact minstens even belangrijk als opbrengstmaximalisatie.