
Kolen: waarnemingen en waarschuwingsberichten

Lennart Vanquickenborne
Inagro volgt, samen met Viaverda en PSKW belangrijke plaaginsecten in de teelt van kolen op via veldwaarnemingen en vangsten met insectenvallen. De belangrijkste waarnemingen en evoluties in de plaagdruk delen we mee in waarschuwingsberichten.
Volgende plagen worden van dichtbij opgevolgd:
-
Koolmot
Waarnemingen van koolmot
Om de vluchten van koolmot op te volgen, gebruiken we transparante deltavallen waarin een feromoon hangt dat specifiek koolmotmannetjes aantrekt. Op de bodem van deze val ligt een lijmplaatje waaraan de koolmotmannetjes blijven kleven. Bij elke waarneming wordt het aantal koolmotjes geteld op de lijmplaat. Per waarnemingsveld plaatst Inagro drie van deze vallen op een rij met een tussenafstand van 25 meter.
Wat is de drempel?
- Voor spruitkool geldt de volgende overschrijdingsdrempel: vangsten tot 50 à 60 koolmotmannetjes per val en/of een bezetting van 40% van de planten met rupsen (zie verder).
- In bloemkool is de drempel afhankelijk van het stadium van de kool. Op bloemkolen in het vegetatieve stadium worden enkele rupsen getolereerd maar vanaf koolvorming mogen geen rupsen meer aanwezig zijn.
-
Rupsen
Waarnemingen van rupsen
De aanwezigheid van rupsen controleren we visueel op de planten. En dit op een selectie van 20 planten (4 x 5). Hierbij worden zowel rupsen van koolmot, kooluil, gamma-uil, klein en groot koolwitje waargenomen.
Wat is de drempel?
- In spruitkool moet je bij een bezetting van 40% van de planten of hoger een behandeling tegen rupsen opstarten. Wanneer spruitjes aanwezig zijn, worden rupsen niet meer getolereerd.
- De situatie in bloemkool is anders dan in spruitkool. Eens de kolen zijn gesloten, zijn de rupsen nog moeilijk te zien en moeilijk te bestrijden. In bloemkool moet je dus tijdig optreden.
-
Koolvlieg
Waarnemingen van koolvlieg
In tegenstelling tot de feromoonval voor koolmot maken we voor de waarneming van koolvlieg geen gebruik van een feromoon, dat de mannetjes lokt, maar van een mosterdoliecomplex (ethylisothiocyanaat) dat de geur van kolen nabootst. In deze val worden dus zowel de mannetjes als de wijfjes gelokt. Per waarnemingsveld plaatst Inagro drie van deze vallen op een rij met een tussenafstand van 25 meter.
Eilegvallen worden om de hals van de plant in bloemkool geplaatst, om zo de eerste vlucht van koolvlieg nauwer op te volgen.Wanneer is behandeling noodzakelijk?
- In spruitkool is een behandeling overbodig als er nog geen spruitvorming is.
- In bloemkool daarentegen heeft koolvlieg een grote impact in het begin van de teelt, aangezien deze uitval van jonge planten veroorzaakt. In spruitkool komt eerder kwalitatieve schade (wormstekigheid) voor. In bloemkool is kwantitatieve en/of kwalitatieve schade mogelijk door de koolvlieg.
-
Koolbladvlieg
Waarnemingen van koolbladvlieg
Koolbladvlieg kan veel vraatschade veroorzaken aan bloemkoolschermen bij vroege bloemkool. Om de aanwezigheid van deze vliegen op te volgen zet Inagro gele plakvallen, gebruikt om koolvlieg te monitoren, onder een binoculair om zo de aanwezige koolbladvlieg te bepalen.
-
Bladluizen
Waarnemingen van bladluizen
Om de aanwezigheid van bladluizen vast te stellen, voeren we een visuele controle uit op de planten zelf. Hierbij worden 20 planten geselecteerd (4 x 5).
Wanneer is behandeling nodig?
Bij spruitkool kijk je zowel in de kop van de planten als onderaan op de spruiten.
In de spruitkoolteelt moet bij een bezetting van 10% van de planten met melige koolluis behandeling gebeuren. Dit kan ook bij een lagere bezetting, indien een behandeling tegen een andere belager noodzakelijk is.
-
Koolwittevlieg
Waarnemingen van koolwittevlieg
Koolwittevlieg berokkent weinig tot geen schade in bloemkool.
Bij spruitkool daarentegen bevuilen de larven door de productie van honingdauw de plant en de spruitjes. Daardoor worden de spruitjes vuil en ontwikkelen zich roetdauwschimmels.
-
Trips
Waarnemingen van trips
In sluitkool en spruitkool volgen we dit op met blauwe vangplaten.
-
Andere ziekten en plagen
Waarnemingen van andere ziekten en plagen
Zowel in spruitkool als in bloemkool controleert Inagro het gewas ook visueel op de aanwezigheid van ziekten en andere plagen. Hierbij worden 20 planten – telkens 4 x 5 – geselecteerd en bekeken of ze al dan niet een welbepaalde ziekte of plaag vertonen.
-
Slakken in spruitkool
Waarnemingen van slakken in spruitkool
Om de aanwezigheid van slakken vast te stellen, leggen we tussen de eerste en de tweede rij langs de rand van het veld, waar de meeste slakken te verwachten zijn, slakkenmatten waaronder we regelmatig verse slakkenkorrels strooien.
De drempelwaarde voor behandeling is een gemiddelde van 1 slak per mat.